Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Wegen en fietspad
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
'''Algemene wegen''' | '''Algemene wegen''' | ||
− | In 1898 richtte de ANWB, als reactie op de oprichting van de NAC, een Wegencommissie in met het doel de overheid tot een grotere activiteit op het gebied van de wegenaanleg te bewegen. Dat had aanvankelijk weinig succes, mogelijk ook omdat de Nederlandse rijkswegen, zij het smal, over het algemeen van goede kwaliteit waren. Zo begon de Engelsman Francis Miltoun, die in 1907 verslag deed van een autotoer door Europa, zijn hoofdstuk over Nederland met de karakterisering dat het land bestond uit ‘one hill and miles and miles of brick-paved roads, so well laid with tiny bricks, and so bright and so level that it is almost an automobilist’s paradise’. Miltouns oordeel was gebaseerd op het uitzonderlijk hoge aandeel van de dure klinkerbestrating, een praktijk die terugging tot in de zeventiende eeuw. In 1910 was 63% van het 1900 km omvattende rijkswegennet met klinkers bestraat. In het oosten en zuiden van het land kwam ook wel de steenslag- of [[Begrippenlijst#Macadamweg|macadamweg]] voor [[Noten H3#3-69|<sup>[69]</sup>]]. Vooral die steenslagwegen veroorzaakten een nieuw probleem met de komst van de auto: door de rubberbanden werd het bindingsmateriaal tussen de gebroken kiezels weggezogen en als stof in de omgeving gebracht, een verschijnsel waarover de bewoners van villawijken als eersten begonnen te klagen. De ANWB was zeer actief op dit gebied en voerde onder andere proeven uit met teerbesproeiing. Vooral de westrumite-proeven (waarbij de wegen werden besproeid met een desinfecterend, in water oplosbaar teerproduct, genoemd naar de Nederlandse uitvinder Schade van Westrum) konden op warme belangstelling van de bond rekenen, getuige de proeven in 1904 in Enschede, waarbij zelfs de weerstand van gras, struiken en bomen werd getest [[Noten H3#3-70|<sup>[70]</sup>]]. | + | In 1898 richtte de ANWB, als reactie op de oprichting van de NAC, een Wegencommissie in met het doel de overheid tot een grotere activiteit op het gebied van de wegenaanleg te bewegen. Dat had aanvankelijk weinig succes, mogelijk ook omdat de Nederlandse rijkswegen, zij het smal, over het algemeen van goede kwaliteit waren. [[afbeelding:sproeiwagen_netam.jpg|thumb|300px|right|Sproeiwagen van NETAM op een klinkerweg in Rotterdam in 1934.]]Zo begon de Engelsman Francis Miltoun, die in 1907 verslag deed van een autotoer door Europa, zijn hoofdstuk over Nederland met de karakterisering dat het land bestond uit ‘one hill and miles and miles of brick-paved roads, so well laid with tiny bricks, and so bright and so level that it is almost an automobilist’s paradise’. Miltouns oordeel was gebaseerd op het uitzonderlijk hoge aandeel van de dure klinkerbestrating, een praktijk die terugging tot in de zeventiende eeuw. In 1910 was 63% van het 1900 km omvattende rijkswegennet met klinkers bestraat. In het oosten en zuiden van het land kwam ook wel de steenslag- of [[Begrippenlijst#Macadamweg|macadamweg]] voor [[Noten H3#3-69|<sup>[69]</sup>]]. Vooral die steenslagwegen veroorzaakten een nieuw probleem met de komst van de auto: door de rubberbanden werd het bindingsmateriaal tussen de gebroken kiezels weggezogen en als stof in de omgeving gebracht, een verschijnsel waarover de bewoners van villawijken als eersten begonnen te klagen. De ANWB was zeer actief op dit gebied en voerde onder andere proeven uit met teerbesproeiing. Vooral de westrumite-proeven (waarbij de wegen werden besproeid met een desinfecterend, in water oplosbaar teerproduct, genoemd naar de Nederlandse uitvinder Schade van Westrum) konden op warme belangstelling van de bond rekenen, getuige de proeven in 1904 in Enschede, waarbij zelfs de weerstand van gras, struiken en bomen werd getest [[Noten H3#3-70|<sup>[70]</sup>]]. |
'''Fietspaden''' | '''Fietspaden''' | ||
− | Succesvoller was de ANWB bij de aanleg van fietspaden, waarbij de bond dikwijls als een soort aannemer het werk ten behoeve van derden uitvoerde. Van belang waren daarbij niet alleen de gemeentebesturen, maar ook de vele Rijwielpadverenigingen, die de aanleg van fietspaden in Nederland tot een ware beweging ‘van onderop’ maakten. In 1912 schafte de bond daartoe een motorwals aan. Als kenmerkend voor dit particuliere initiatief kan overigens ook gelden dat de prioriteit van de aanleg niet altijd was ingegeven door de behoefte: de keuze voor Noord-Brabant als de plaats voor een van de eerste proefprojecten op dit gebied, was ingegeven door de overweging dat de bond in deze provincie juist weinig leden had: aanleg van fietspaden werd beschouwd als een krachtige vorm van propaganda [[Noten#3-71|<sup>[71]</sup>]]. | + | Succesvoller was de ANWB bij de aanleg van fietspaden, waarbij de bond dikwijls als een soort aannemer het werk ten behoeve van derden uitvoerde. Van belang [[afbeelding:stoomwals_1905.jpg|thumb|300px|left|De Ruthemeyer stoomwals die al sinds 1905 in gebruik was. Hij stookte gemakkelijk en als hij goed werd afgedekt was er de volgende ochtend nog een druk van twee atmosfeer.]]waren daarbij niet alleen de gemeentebesturen, maar ook de vele Rijwielpadverenigingen, die de aanleg van fietspaden in Nederland tot een ware beweging ‘van onderop’ maakten. In 1912 schafte de bond daartoe een motorwals aan. Als kenmerkend voor dit particuliere initiatief kan overigens ook gelden dat de prioriteit van de aanleg niet altijd was ingegeven door de behoefte: de keuze voor Noord-Brabant als de plaats voor een van de eerste proefprojecten op dit gebied, was ingegeven door de overweging dat de bond in deze provincie juist weinig leden had: aanleg van fietspaden werd beschouwd als een krachtige vorm van propaganda [[Noten#3-71|<sup>[71]</sup>]]. |