De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
− | [[afbeelding:grafiek_reizigersafstanden.jpg|thumb| | + | [[afbeelding:grafiek_reizigersafstanden.jpg|thumb|550px|left|Reizigersafstanden in km-groepen gewoon en forensenvervoer (maart 1940).]]De meest opvallende ontwikkeling in de twintigste eeuw is echter de democratisering van het vervoer. Waren paard en wagen, trein en tram aan het begin van de twintigste eeuw nog voornamelijk voor de elite bestemd, aan het einde van de twintigste eeuw is het gebruik van de auto wijdverbreid en bezit driekwart van de huishoudens een auto; ook heeft bijna ieder huishouden twee of meer fietsen. |
In 1900 waren er 150 autobezitters en in 1899 94.370 fietsen (1 fiets op 53 inwoners).[[Noten H1#1-7|<sup>[7]</sup>]] | In 1900 waren er 150 autobezitters en in 1899 94.370 fietsen (1 fiets op 53 inwoners).[[Noten H1#1-7|<sup>[7]</sup>]] | ||
Voor het goederenvervoer geldt in zekere zin hetzelfde. Ook daar valt vooral op dat meer goederen frequenter werden vervoerd. De vrachtauto ging een steeds belangrijker rol spelen en de betekenis van trein en tram nam af. De binnenvaart bleef in Nederland echter wel belangrijk. Tot in de jaren vijftig was de rol van de vrachtauto vooral van regionale betekenis; daarna ontstond er ook een omvangrijk internationaal vrachtvervoer.[[Noten H1#1-8|<sup>[8]</sup>]] | Voor het goederenvervoer geldt in zekere zin hetzelfde. Ook daar valt vooral op dat meer goederen frequenter werden vervoerd. De vrachtauto ging een steeds belangrijker rol spelen en de betekenis van trein en tram nam af. De binnenvaart bleef in Nederland echter wel belangrijk. Tot in de jaren vijftig was de rol van de vrachtauto vooral van regionale betekenis; daarna ontstond er ook een omvangrijk internationaal vrachtvervoer.[[Noten H1#1-8|<sup>[8]</sup>]] |