Geur- en smaakstoffen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
Kleur-, geur- en smaakstoffen zijn in de twintigste eeuw gaan behoren tot de brede scala van beschikbare ingrediënten die veelal synthetisch bereid en los verkrijgbaar zijn. De beschikbaarheid geldt uiteraard de voedingsmiddelenindustrie en niet de consument. Deze stoffen behoren tot de grote groep van additieven of hulpstoffen die zonder zelf voedingsmiddel te zijn, hieraan bij de fabricage worden toegevoegd om bepaalde functies te vervullen. De werking van deze groep additieven ligt voornamelijk in de psychologische sfeer. Deze stoffen dienen niet om de houdbaarheid, het gebruiksgemak of de voedingswaarde te verbeteren. Ze worden van oudsher uitsluitend toegevoegd om de producten te verfraaien en aantrekkelijker te laten schijnen voor het publiek, voor wie de fabrikant het ‘niet spoedig te bont’ maakte.(38)Toch namen de bezwaren van consumentenzijde met de toename van (de kennis over) het gebruik door bedrijven sterk toe. De toevoeging van bijvoorbeeld kleurstoffen aan snoep werd rond 1890 al bekritiseerd in ‘Aaltje’, waarin de schrijfster sprak van ‘akelig gekleurd suikergoed’.(39)  Deze kritiek is in de laatste decennia van de twintigste eeuw krachtiger geworden en heeft tot nauwkeuriger onderzoek en pogingen tot (internationale) normstelling geleid. Vooral aan de consumptie van kleustoffen (maar ook aan bepaalde conserveermiddelen en andere additieven) worden [[begrippenlijst#Allergie|
+
Kleur-, geur- en smaakstoffen zijn in de twintigste eeuw gaan behoren tot de brede scala van beschikbare ingrediënten die veelal synthetisch bereid en los verkrijgbaar zijn. De beschikbaarheid geldt uiteraard de voedingsmiddelenindustrie en niet de consument. Deze stoffen behoren tot de grote groep van additieven of hulpstoffen die zonder zelf voedingsmiddel te zijn, hieraan bij de fabricage worden toegevoegd om bepaalde functies te vervullen. De werking van deze groep additieven ligt voornamelijk in de psychologische sfeer. Deze stoffen dienen niet om de houdbaarheid, het gebruiksgemak of de voedingswaarde te verbeteren. Ze worden van oudsher uitsluitend toegevoegd om de producten te verfraaien en aantrekkelijker te laten schijnen voor het publiek, voor wie de fabrikant het ‘niet spoedig te bont’ maakte.(38)Toch namen de bezwaren van consumentenzijde met de toename van (de kennis over) het gebruik door bedrijven sterk toe. [[Afbeelding:05_G357_V_5_3.JPG|thumb|400px|right|Twee medewerkers van het Instituut voor Visserijproducten in IJmuiden van TNO bij sensorisch onderzoek aan vis, 1983.]] De toevoeging van bijvoorbeeld kleurstoffen aan snoep werd rond 1890 al bekritiseerd in ‘Aaltje’, waarin de schrijfster sprak van ‘akelig gekleurd suikergoed’.(39)  Deze kritiek is in de laatste decennia van de twintigste eeuw krachtiger geworden en heeft tot nauwkeuriger onderzoek en pogingen tot (internationale) normstelling geleid. Vooral aan de consumptie van kleustoffen (maar ook aan bepaalde conserveermiddelen en andere additieven) worden [[begrippenlijst#Allergie|
 
allergische]] reacties, gedragsproblemen bij kinderen, [[begrippenlijst#Voedselintolerantie|
 
allergische]] reacties, gedragsproblemen bij kinderen, [[begrippenlijst#Voedselintolerantie|
 
voedselintolerantie]] en andere gezondheidsproblemen toegeschreven, maar veel kennis is nog onzeker en sterk in beweging.(40)   
 
voedselintolerantie]] en andere gezondheidsproblemen toegeschreven, maar veel kennis is nog onzeker en sterk in beweging.(40)   

Versie op 1 aug 2007 11:07