Ontwikkelingen in Denemarken
Van Techniek in Nederland
Regel 8: | Regel 8: | ||
De ontwikkelingen werden mede gedragen door enkele grootgrondbezitters die, ook nadat hun macht grondwet¬telijk sterk was ingeperkt, hun landgoederen en kapitaal als proefterreinen gebruikten voor het algemeen belang. Een markant voorbeeld is Eduard Tesdorpf (1817-1889). Tesdorpf werkte op allerlei manieren aan de optimalisering van de landbouw op zijn op den duur ruim 3.000 ha grote bezittingen: drainage, kunstmest, vruchtwissel, stoom¬werk¬tuigen, krachtvoer voor zijn melkvee. Als president van de Koninklijke Landbouwver¬eniging (1860-1888) zette hij een advies- en onder¬zoeksafdeling van die vereniging op, waarbij hij speciaal voor zuivelaange¬legenheden de hulp inriep van T.R. Segelcke _ die zich in korte tijd zou ontwikkelen als een internationale autoriteit op dit gebied. | De ontwikkelingen werden mede gedragen door enkele grootgrondbezitters die, ook nadat hun macht grondwet¬telijk sterk was ingeperkt, hun landgoederen en kapitaal als proefterreinen gebruikten voor het algemeen belang. Een markant voorbeeld is Eduard Tesdorpf (1817-1889). Tesdorpf werkte op allerlei manieren aan de optimalisering van de landbouw op zijn op den duur ruim 3.000 ha grote bezittingen: drainage, kunstmest, vruchtwissel, stoom¬werk¬tuigen, krachtvoer voor zijn melkvee. Als president van de Koninklijke Landbouwver¬eniging (1860-1888) zette hij een advies- en onder¬zoeksafdeling van die vereniging op, waarbij hij speciaal voor zuivelaange¬legenheden de hulp inriep van T.R. Segelcke _ die zich in korte tijd zou ontwikkelen als een internationale autoriteit op dit gebied. | ||
− | Veel anderen uit Tesdorpfs hoge sociale kringen raakten door zijn propaganda geïnte¬resseerd in diens bevindingen en werkwijzen, en benutten zijn adviezen om hun bedrijfsvoe¬ring te wijzigen. Het aantal koeien dat op deze landgoe¬deren aanwezig was, maakte het lonend om voor de zuivelberei¬ding vrouwen of mannen geheel vrij te stellen van andere taken en investe¬ringen te doen die de kwaliteit van de boter aantoonbaar ten goede kwamen. Al in 1864 waren de grotere landeigenaren begonnen met de opleiding van honderden jonge boeren en boerinnen op cursussen van twee of drie maanden. Deze praktijkcursussen werden in 1867 uitgebreid met een langere opleiding die de Koninklijke Landbouwvereniging organiseerde en waar in 1869 de eerste zuivel¬consulent zijn diploma ontving. Deze werd in dienst genomen door een plaatselijke landbouwvereniging en kreeg de opdracht om met name de kleinere boeren te helpen bij de verbetering van hun boter- en kaasproduktie. Toch bleef de verbetering in de zuivelkwaliteit nog lang beperkt tot de grote landgoederen. Zij waren het die voornamelijk voor de export werkten _ zelfs zo sterk dat alle goede boter werd geëxporteerd en dat voor eigen gebruik desnoods mindere boter van anderen werd aangekocht. Van de kleine pachtboeren maakte omstreeks 1880 pas ongeveer 30% gebruik van de nieuwe methoden, maar het aandeel van de kleine boeren in de totale Deense zuivelpro¬duktie was be¬perkt. | + | Veel anderen uit Tesdorpfs hoge sociale kringen raakten door zijn propaganda geïnte¬resseerd in diens bevindingen en werkwijzen, en benutten zijn adviezen om hun bedrijfsvoe¬ring te wijzigen. Het aantal koeien dat op deze landgoe¬deren aanwezig was, maakte het lonend om voor de zuivelberei¬ding vrouwen of mannen geheel vrij te stellen van andere taken en investe¬ringen te doen die de kwaliteit van de boter aantoonbaar ten goede kwamen. Al in 1864 waren de grotere landeigenaren begonnen met de opleiding van honderden jonge boeren en boerinnen op cursussen van twee of drie maanden. Deze praktijkcursussen werden in 1867 uitgebreid met een langere opleiding die de Koninklijke Landbouwvereniging organiseerde en waar in 1869 de eerste zuivel¬consulent zijn diploma ontving. Deze werd in dienst genomen door een plaatselijke landbouwvereniging en kreeg de opdracht om met name de kleinere boeren te helpen bij de verbetering van hun boter- en kaasproduktie. Toch bleef de verbetering in de zuivelkwaliteit nog lang beperkt tot de grote landgoederen. Zij waren het die voornamelijk voor de export werkten _ zelfs zo sterk dat alle goede boter werd geëxporteerd en dat voor eigen gebruik desnoods mindere boter van anderen werd aangekocht. Van de kleine pachtboeren maakte omstreeks 1880 pas ongeveer 30% gebruik van de nieuwe methoden, maar het aandeel van de kleine boeren in de totale Deense zuivelpro¬duktie was be¬perkt.[[Afbeelding:Mesje_van_Carstens.JPEG|thumb|200px|right]Hol mesje van Carstens] |
Onder Tesdorpf had de Koninklijke Landbouwvereniging aan veeteelt en zuivelbereiding een grote prioriteit gegeven. Systematisch werd gezocht naar verbetering op allerlei fronten. Dat werk werd aanzienlijk bevorderd door het toenemend aantal ex-cursisten en door de landbouwscholen die zich verspreid door het land bevonden. Zij stelden onophoudelijk vragen aan de deskundigen van de Vereniging en leverden zelf een massa empirisch materiaal uit de dagelijkse praktijk. Deze vruchtbare samenwerking resulteerde in de verbete¬ringen van de Deense zuivel waar de Friezen in de jaren '70 de gevolgen van begonnen te voelen. | Onder Tesdorpf had de Koninklijke Landbouwvereniging aan veeteelt en zuivelbereiding een grote prioriteit gegeven. Systematisch werd gezocht naar verbetering op allerlei fronten. Dat werk werd aanzienlijk bevorderd door het toenemend aantal ex-cursisten en door de landbouwscholen die zich verspreid door het land bevonden. Zij stelden onophoudelijk vragen aan de deskundigen van de Vereniging en leverden zelf een massa empirisch materiaal uit de dagelijkse praktijk. Deze vruchtbare samenwerking resulteerde in de verbete¬ringen van de Deense zuivel waar de Friezen in de jaren '70 de gevolgen van begonnen te voelen. | ||
De opmerkelijke verbetering in de boterkwaliteit kon veelal worden bereikt door ogenschijnlijk weinig spectaculaire veranderingen. De landbouworgani¬sa¬ties en hun leraren lieten hun cursisten zien wat er gebeurde als men hun aanwij¬zingen precies opvolgde. Nauwkeurige omschrijvingen van hoe er wel, en vooral hoe er nìet gewerkt moest worden: dat waren de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Hygiëne bij het melken, in de stallen, in de melkkelders en bij het bewerken van de room en de boter; controle van de temperatuur van melk en room door middel van een thermometer in plaats van met de hand; het gebruik van metalen in plaats van houten emmers en gereed¬schappen. Dankzij dit soort vrij eenvoudige aanwijzingen slaagde men erin om daadwer¬kelijk meer boter te maken. Aanvankelijk leverde 100 l melk, net als in Friesland, zo'n 2,5 tot 3 kg boter op, maar als men de voorschriften in acht nam, liep de opbrengst al snel tegen de 4 kg. Bovendien was de boter steviger en, naar het oordeel van de afnemers, beter van smaak. | De opmerkelijke verbetering in de boterkwaliteit kon veelal worden bereikt door ogenschijnlijk weinig spectaculaire veranderingen. De landbouworgani¬sa¬ties en hun leraren lieten hun cursisten zien wat er gebeurde als men hun aanwij¬zingen precies opvolgde. Nauwkeurige omschrijvingen van hoe er wel, en vooral hoe er nìet gewerkt moest worden: dat waren de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Hygiëne bij het melken, in de stallen, in de melkkelders en bij het bewerken van de room en de boter; controle van de temperatuur van melk en room door middel van een thermometer in plaats van met de hand; het gebruik van metalen in plaats van houten emmers en gereed¬schappen. Dankzij dit soort vrij eenvoudige aanwijzingen slaagde men erin om daadwer¬kelijk meer boter te maken. Aanvankelijk leverde 100 l melk, net als in Friesland, zo'n 2,5 tot 3 kg boter op, maar als men de voorschriften in acht nam, liep de opbrengst al snel tegen de 4 kg. Bovendien was de boter steviger en, naar het oordeel van de afnemers, beter van smaak. |