Een Nederlandse fabrikant voor een Engelse rechter

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 2: Regel 2:
 
In 1874 verkocht Mège zijn octrooi aan Edouard Cotte voor de prijs van £ 12.000, waarvan £ 10.000 in de vorm van aandelen in Cotte's Continental and Shipping Butter Company Ltd. werd uitgekeerd. Al snel echter koos Mège ervoor deze aandelen in harde ponden te verzilveren. De firma ging over de kop en het octrooi werd verkocht aan James en William Hall. Voor £ 2000 kwam het tenslotte in 1879 in handen van Julien Halphen. Deze droeg het over aan een Franse firma, de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès, waarin we behalve deze Julien Halphen ook aantreffen Willem Cordeweener en Léon Basselot. Blijkbaar waren de twee laatsten in dat jaar al uit de saa verdwenen, en het heeft er alle schijn van dat dat niet op vriendschappelijke basis was gebeurd. De vennoten die de saa hadden verlaten, deden nu hun uiterste best om de positie van Jurgens in Engeland te ondergraven. De inzet van het proces was de beschuldiging dat Jurgens inbreuk maakte en had gemaakt op het Engelse octrooi van Mège Mouriès, dat inmiddels in hun handen was gekomen. Voor Groot Brittannië beschikte Jurgens niet over octrooirechten, die hij wel nodig had, aangezien hij op grote schaal naar dit land exporteerde.
 
In 1874 verkocht Mège zijn octrooi aan Edouard Cotte voor de prijs van £ 12.000, waarvan £ 10.000 in de vorm van aandelen in Cotte's Continental and Shipping Butter Company Ltd. werd uitgekeerd. Al snel echter koos Mège ervoor deze aandelen in harde ponden te verzilveren. De firma ging over de kop en het octrooi werd verkocht aan James en William Hall. Voor £ 2000 kwam het tenslotte in 1879 in handen van Julien Halphen. Deze droeg het over aan een Franse firma, de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès, waarin we behalve deze Julien Halphen ook aantreffen Willem Cordeweener en Léon Basselot. Blijkbaar waren de twee laatsten in dat jaar al uit de saa verdwenen, en het heeft er alle schijn van dat dat niet op vriendschappelijke basis was gebeurd. De vennoten die de saa hadden verlaten, deden nu hun uiterste best om de positie van Jurgens in Engeland te ondergraven. De inzet van het proces was de beschuldiging dat Jurgens inbreuk maakte en had gemaakt op het Engelse octrooi van Mège Mouriès, dat inmiddels in hun handen was gekomen. Voor Groot Brittannië beschikte Jurgens niet over octrooirechten, die hij wel nodig had, aangezien hij op grote schaal naar dit land exporteerde.
 
Op 9 maart 1881 begonnen Julien Halphen en de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès een proces in de High Court of Justice in London tegen Lovell & Christmas (importeur van Jurgens in Engeland) en Anton Jurgens 'for alleged infringement of English Letters Patent N. 2157 dated 17th July 1869 granted to Hippolyte Mège for an alleged invention for the preparation and production of certain new animal fatty bodies'.[[Noten H2#2-43|<sup>[43]</sup>]]  Op 6 juni 1883 kwam de rechter tot een uitspraak: de gedaagde partij werd van de beschuldigingen vrijgesproken en de eisers dienden voor de proceskosten op te draaien.
 
Op 9 maart 1881 begonnen Julien Halphen en de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès een proces in de High Court of Justice in London tegen Lovell & Christmas (importeur van Jurgens in Engeland) en Anton Jurgens 'for alleged infringement of English Letters Patent N. 2157 dated 17th July 1869 granted to Hippolyte Mège for an alleged invention for the preparation and production of certain new animal fatty bodies'.[[Noten H2#2-43|<sup>[43]</sup>]]  Op 6 juni 1883 kwam de rechter tot een uitspraak: de gedaagde partij werd van de beschuldigingen vrijgesproken en de eisers dienden voor de proceskosten op te draaien.
De motivatie van de aanklacht van Julien Halphen c.s. kan als volgt worden samengevat: Jurgens had nooit een licentie genomen op het oorspronkelijke octrooi van Mège en zondigde dus tegen de wet door kunstboter, gefabriceerd volgens dat procédé, naar Engeland te exporteren. De eis van de aanklagers was dan ook een volledig verbod van de export naar Engeland en bovendien een schadeloosstelling ten bedrage van de geschatte opbrengst van de export in de afgelopen jaren. Had Jurgens de zaak verloren, dan zou die laatste eis de firma waarschijnlijk financieel te gronde hebben gericht.
+
De motivatie van de aanklacht van Julien Halphen c.s. kan als volgt worden samengevat: Jurgens had nooit een licentie genomen op het oorspronkelijke [[begrippenlijst#Octrooi|octrooi]] van Mège en zondigde dus tegen de wet door kunstboter, gefabriceerd volgens dat procédé, naar Engeland te exporteren. De eis van de aanklagers was dan ook een volledig verbod van de export naar Engeland en bovendien een schadeloosstelling ten bedrage van de geschatte opbrengst van de export in de afgelopen jaren. Had Jurgens de zaak verloren, dan zou die laatste eis de firma waarschijnlijk financieel te gronde hebben gericht.
 
De verdediging verweerde zich op een manier die in een dergelijke octrooizaak verwacht kan worden. Men betwistte de originaliteit van de uitvinding en benadrukte dat er op dit moment en in de afgelopen jaren een groot aantal kunstboters op de markt was verschenen, die eveneens het predikaat 'kunstboter' verdienden. In het Statement of Defence werd dit als volgt onder woorden gebracht:
 
De verdediging verweerde zich op een manier die in een dergelijke octrooizaak verwacht kan worden. Men betwistte de originaliteit van de uitvinding en benadrukte dat er op dit moment en in de afgelopen jaren een groot aantal kunstboters op de markt was verschenen, die eveneens het predikaat 'kunstboter' verdienden. In het Statement of Defence werd dit als volgt onder woorden gebracht:
  
Regel 8: Regel 8:
  
 
Hier doet zich een probleem voor dat in octrooikwesties meestal tot conflicten leidt: de afbakening van het terrein. Betekent een alternatieve methode met een kleine afwijking of variatie op het oorspronkelijke procédé een inbreuk op het eerste octrooi of is de nieuwe uitvinder via een andere weg tot een zelfde produkt gekomen? Van groot belang voor de beantwoording van de vraag is, in hoeverre daarbij is geleund op de kennis van de uitvinder van het oorspronkelijke octrooi. Niet alleen Jurgens, maar een heleboel andere kunstboterfabrikanten brachten veel verschillende kunstboters op de markt die meer of minder van Mège's procédé afweken. Daarom stond tijdens het proces de vraag centraal of de margarine die Jurgens in de periode 1871 tot 1881 op de Engelse markt had gebracht, dezelfde was die Mège in 1869 had vervaardigd, althans er in <voldoende> mate op gebaseerd was.
 
Hier doet zich een probleem voor dat in octrooikwesties meestal tot conflicten leidt: de afbakening van het terrein. Betekent een alternatieve methode met een kleine afwijking of variatie op het oorspronkelijke procédé een inbreuk op het eerste octrooi of is de nieuwe uitvinder via een andere weg tot een zelfde produkt gekomen? Van groot belang voor de beantwoording van de vraag is, in hoeverre daarbij is geleund op de kennis van de uitvinder van het oorspronkelijke octrooi. Niet alleen Jurgens, maar een heleboel andere kunstboterfabrikanten brachten veel verschillende kunstboters op de markt die meer of minder van Mège's procédé afweken. Daarom stond tijdens het proces de vraag centraal of de margarine die Jurgens in de periode 1871 tot 1881 op de Engelse markt had gebracht, dezelfde was die Mège in 1869 had vervaardigd, althans er in <voldoende> mate op gebaseerd was.
Al vanaf het begin in 1871 had Jurgens de fabricage van kunstboter op een eigen wijze aangepakt. Daarmee kwam zijn produkt steeds verder te staan van de Margarine Mouriès die in Parijs werd gemaakt. Een verschil in de bereiding was het gebruik van gesneden koeie-uiers in de emulsie van melk en vet. Jurgens - en overigens ook Van den Bergh - vond dit een zinloze toevoeging en liet die achterwege, terwijl Mège eraan bleef vasthouden.[[Afbeelding:TIN19_blz151.jpg|thumb|right|375px|De aanvoer en ontvangst van melk]]
+
Al vanaf het begin in 1871 had Jurgens de fabricage van kunstboter op een eigen wijze aangepakt. Daarmee kwam zijn produkt steeds verder te staan van de Margarine Mouriès die in Parijs werd gemaakt. Een verschil in de bereiding was het gebruik van gesneden koeie-uiers in de [[begrippenlijst#Emulsie|emulsie]] van melk en vet. Jurgens - en overigens ook Van den Bergh - vond dit een zinloze toevoeging en liet die achterwege, terwijl Mège eraan bleef vasthouden.[[Afbeelding:TIN19_blz151.jpg|thumb|right|375px|De aanvoer en ontvangst van melk]]
 
Een Engelse getuige deskundige werd uitgenodigd om naar Oss te komen en zelf de bereiding van de kunstboter te aanschouwen en van zijn bevindingen voor de rechtbank verslag te doen. Het lijkt erop dat Jurgens erin slaagde de rechter ervan te overtuigen dat het procédé dat in Oss werd gebruikt, fundamenteel verschilde van de praktijk in Parijs. In een brief van Sam van den Bergh aan J.L. Polak zegt deze: '(...) opvallend is het ook, dat de toevoeging van zoogenaamde 'tissus mamifères' (koeie-uiers) ook in dit Duitsche patent als hoofdbestanddeel wordt opgevat, een ingrediënt, dat wij noch Jurgens ooit hebben gebruikt en dat de oorzaak is geworden, dat het patent bij het groote proces in Engeland verloren is gegaan.'[[Noten H2#2-45|<sup>[45]</sup>]]  
 
Een Engelse getuige deskundige werd uitgenodigd om naar Oss te komen en zelf de bereiding van de kunstboter te aanschouwen en van zijn bevindingen voor de rechtbank verslag te doen. Het lijkt erop dat Jurgens erin slaagde de rechter ervan te overtuigen dat het procédé dat in Oss werd gebruikt, fundamenteel verschilde van de praktijk in Parijs. In een brief van Sam van den Bergh aan J.L. Polak zegt deze: '(...) opvallend is het ook, dat de toevoeging van zoogenaamde 'tissus mamifères' (koeie-uiers) ook in dit Duitsche patent als hoofdbestanddeel wordt opgevat, een ingrediënt, dat wij noch Jurgens ooit hebben gebruikt en dat de oorzaak is geworden, dat het patent bij het groote proces in Engeland verloren is gegaan.'[[Noten H2#2-45|<sup>[45]</sup>]]  
 
Verder trachtte de verdediging de orginaliteit van Mège's octrooi te betwisten door een lange lijst van publikaties en octrooi registraties uit de periode vóór 1869 op te sommen die betrekking hadden op (de bewerking van) eetbaar vet en boteronderzoek. Daarmee wilde de verdediging aangeven dat er sprake was van belangrijke anticipatie op de oorspronkelijke uitvinding, eveneens een vast ijkpunt in octrooi rechtzaken. Het is overigens merkwaardig Jurgens c.s. op deze manier de Mège uitvinding te zien bagatelliseren, terwijl Jurgens bij andere gelegenheden niet naliet Mège's verdiensten breed uit te meten.
 
Verder trachtte de verdediging de orginaliteit van Mège's octrooi te betwisten door een lange lijst van publikaties en octrooi registraties uit de periode vóór 1869 op te sommen die betrekking hadden op (de bewerking van) eetbaar vet en boteronderzoek. Daarmee wilde de verdediging aangeven dat er sprake was van belangrijke anticipatie op de oorspronkelijke uitvinding, eveneens een vast ijkpunt in octrooi rechtzaken. Het is overigens merkwaardig Jurgens c.s. op deze manier de Mège uitvinding te zien bagatelliseren, terwijl Jurgens bij andere gelegenheden niet naliet Mège's verdiensten breed uit te meten.

Versie op 6 sep 2007 15:14