Octrooien in Nederland
Van Techniek in Nederland
Regel 16: | Regel 16: | ||
[[Afbeelding:Tabel_5,1.jpg|thumb|220px|left]] | [[Afbeelding:Tabel_5,1.jpg|thumb|220px|left]] | ||
Wat is de achtergrond van deze snelle verbreiding van de nieuwe industrie, die veel weg heeft van een industriële explosie? Wij zullen in het kort nagaan: het aspect van de grondstoffen en de afzetmogelijkheden. | Wat is de achtergrond van deze snelle verbreiding van de nieuwe industrie, die veel weg heeft van een industriële explosie? Wij zullen in het kort nagaan: het aspect van de grondstoffen en de afzetmogelijkheden. | ||
− | Naast oleomargarine verwerkte de kunstboterindustrie grote hoeveelheden melk en echte boter. In die zin was het een onvervalste landbouwindustrie, zoals ook de firma Jurgens liet zien. In 1880 werd bij Jurgens behalve 50 ton oleo per week ook nog dagelijks 7000 liter verse melk afgeleverd. Boeren uit de wijde omgeving vonden het winstgevender om hun melk direkt aan de fabriek te verkopen dan er zelf keer op keer kleine porties slechte boter van te maken. Hondekarren met twee of drie melkbussen reden af en aan bij grote en kleine fabrieken. Verder was de nieuwe industrie een dankbare afnemer van de Kempische boter, waarvan Jurgens alleen al wekelijks 12 ton nodig had. Een Engels landbouwkundige ontdekte wat juist de Kempische boter zo gewild maakte bij alle kunstboterfabrikanten die hij bezocht. De boeren maakten boter op uitdrukkelijk verzoek van de industrie, en van een speciale samenstelling. Zij karnden zure melk en zure room tot een sterk smakend en grof produkt, waarvan al een kleine toevoeging voldoende was om de smaak en smeerbaarheid van de oleomargarine te verbeteren. De meeste kunstboter uit Brabant bestond uit 10% boter, 30% melk en wat grondnoten-olie, en 60% oleomargarine.[[Noten H2#2-55|<sup>[55]</sup>]] | + | Naast oleomargarine verwerkte de kunstboterindustrie grote hoeveelheden melk en echte boter. In die zin was het een onvervalste landbouwindustrie, zoals ook de firma Jurgens liet zien. In 1880 werd bij Jurgens behalve 50 ton oleo per week ook nog dagelijks 7000 liter verse melk afgeleverd. Boeren uit de wijde omgeving vonden het winstgevender om hun melk direkt aan de fabriek te verkopen dan er zelf keer op keer kleine porties slechte boter van te maken. Hondekarren met twee of drie melkbussen reden af en aan bij grote en kleine fabrieken. Verder was de nieuwe industrie een dankbare afnemer van de Kempische boter, waarvan Jurgens alleen al wekelijks 12 ton nodig had. Een Engels landbouwkundige ontdekte wat juist de Kempische boter zo gewild maakte bij alle kunstboterfabrikanten die hij bezocht. De boeren maakten boter op uitdrukkelijk verzoek van de industrie, en van een speciale samenstelling. Zij [[begrippenlijst#Karnen|karnden]] zure melk en zure room tot een sterk smakend en grof produkt, waarvan al een kleine toevoeging voldoende was om de smaak en smeerbaarheid van de oleomargarine te verbeteren. De meeste kunstboter uit Brabant bestond uit 10% boter, 30% melk en wat grondnoten-olie, en 60% oleomargarine.[[Noten H2#2-55|<sup>[55]</sup>]] |
'''Oleomargarine in overvloed''' | '''Oleomargarine in overvloed''' |