Begeleiding en opvoeding van autotoeristen (tot 1940)
Van Techniek in Nederland
Regel 8: | Regel 8: | ||
Ook bij het vormgeven van de relatie tussen [[Begrippenlijst#Artefact|artefact]] en gebruiker speelde de ANWB een cruciale rol. De zit achter het stuur, het aanzwengelen van de motor, het bedienen van de pedalen, [[afbeelding:Verkeerstuinen_001.jpg|thumb|500px|right|Het steeds drukker wordende wegverkeer vroeg om steeds meer coördinatie en planning. Om inzicht te verkrigen in de aard en intensiteit ervan, werden van overheidswege verkeerstellingen gehouden, de eerste in 1908. Aanvankelijk vonden deze op beperkte schaal plaats, met weinig meetpunten en grote intervallen. Later, zoals hier in 1940, vonden de tellingen - die nog altijd handmatig geschiedden - routinematig plaats.]]de gas- en ontstekingshendel en de versnellingspook, dat alles moest worden geleerd in een proces waarbij zowel de gebruiker als het artefact op elkaar moesten worden afgestemd. Dat betrof dan nog slechts het gebruik in engere zin, want ook het gebruik in het dagelijkse verkeer moest worden aangeleerd. Dat leerproces betrof niet alleen het inoefenen van een voldoende reactiesnelheid (niet de eerste, maar de direct daarna volgende hindernis bleek het grote struikelblok), maar ook het inhalen, het afremmen onder een gelijktijdig signaal met de handen en het nemen van een bocht. ‘Word niet vaart-wellustig!’ hamerde de Kampioen de novieten in. ‘Te allen tijde, zelfs, ja vóóral als ge hard rijdt, moet ge de weg voor u “ontleden.” Ge kijkt naar de erven der huizen, die ge nadert of ge let op uitrijpoorten, op hekken, tuinrasteringen, in ’t kort op alles, wat ge op ’n paar honderd meter nadert, ge controleert de veiligheid van uw vaart met de oogen door ’n nauwkeurige inspectie van alles wat zich op de weg uitmondt. Ge let op rails, waar ze zich splitsen, op slechte wegstukken, en vooral op zijwegen.’[[Noten H3#3-60|<sup>[60]</sup>]] | Ook bij het vormgeven van de relatie tussen [[Begrippenlijst#Artefact|artefact]] en gebruiker speelde de ANWB een cruciale rol. De zit achter het stuur, het aanzwengelen van de motor, het bedienen van de pedalen, [[afbeelding:Verkeerstuinen_001.jpg|thumb|500px|right|Het steeds drukker wordende wegverkeer vroeg om steeds meer coördinatie en planning. Om inzicht te verkrigen in de aard en intensiteit ervan, werden van overheidswege verkeerstellingen gehouden, de eerste in 1908. Aanvankelijk vonden deze op beperkte schaal plaats, met weinig meetpunten en grote intervallen. Later, zoals hier in 1940, vonden de tellingen - die nog altijd handmatig geschiedden - routinematig plaats.]]de gas- en ontstekingshendel en de versnellingspook, dat alles moest worden geleerd in een proces waarbij zowel de gebruiker als het artefact op elkaar moesten worden afgestemd. Dat betrof dan nog slechts het gebruik in engere zin, want ook het gebruik in het dagelijkse verkeer moest worden aangeleerd. Dat leerproces betrof niet alleen het inoefenen van een voldoende reactiesnelheid (niet de eerste, maar de direct daarna volgende hindernis bleek het grote struikelblok), maar ook het inhalen, het afremmen onder een gelijktijdig signaal met de handen en het nemen van een bocht. ‘Word niet vaart-wellustig!’ hamerde de Kampioen de novieten in. ‘Te allen tijde, zelfs, ja vóóral als ge hard rijdt, moet ge de weg voor u “ontleden.” Ge kijkt naar de erven der huizen, die ge nadert of ge let op uitrijpoorten, op hekken, tuinrasteringen, in ’t kort op alles, wat ge op ’n paar honderd meter nadert, ge controleert de veiligheid van uw vaart met de oogen door ’n nauwkeurige inspectie van alles wat zich op de weg uitmondt. Ge let op rails, waar ze zich splitsen, op slechte wegstukken, en vooral op zijwegen.’[[Noten H3#3-60|<sup>[60]</sup>]] | ||
+ | |||
+ | |||
Ten slotte was er nog het heikele rijden bij avond, dat hele debatten losmaakte over de al dan niet geldende wenselijkheid van het doven der lantaarns bij het naderen van een tegenligger. Hoewel de regionale pers over het algemeen zakelijk over de ongevallen met auto’s berichtte, schemerde hier en daar toch een ook uit het buitenland maar al te bekende weerstand tegen de auto door. In Staphorst, bijvoorbeeld, kon een automobilist doornen, spijkers en zelfs balken op zijn weg vinden. Vooral toen in de zomer van 1906 enkele ook in de landelijke pers breed uitgemeten dodelijke ongevallen plaatsvonden, was de publieke verontwaardiging groot. [[Noten H3#3-61|<sup>[61]</sup>]] | Ten slotte was er nog het heikele rijden bij avond, dat hele debatten losmaakte over de al dan niet geldende wenselijkheid van het doven der lantaarns bij het naderen van een tegenligger. Hoewel de regionale pers over het algemeen zakelijk over de ongevallen met auto’s berichtte, schemerde hier en daar toch een ook uit het buitenland maar al te bekende weerstand tegen de auto door. In Staphorst, bijvoorbeeld, kon een automobilist doornen, spijkers en zelfs balken op zijn weg vinden. Vooral toen in de zomer van 1906 enkele ook in de landelijke pers breed uitgemeten dodelijke ongevallen plaatsvonden, was de publieke verontwaardiging groot. [[Noten H3#3-61|<sup>[61]</sup>]] | ||