De raffinaderijen tot 1830

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 5: Regel 5:
 
Tot overmaat van ramp kregen de raffinadeurs in die jaren nog te kampen met een onverklaarbaar verschijnsel, dat hun suikerbroden bijna onverkoopbaar maakte. Donkere vlekken, stippen en strepen tastten het uiterlijk van de witte suikerbroden aan. Niemand wist waar <het zwart in de melisbroden> vandaan kwam en hoe het kon worden voorkomen. Ten einde raad vroegen enkele raffinadeurs aan twee scheikundigen om zich over de zaak te buigen. Na scheikundig en microscopisch onderzoek concludeerden C.M. van Dijk en A. van Beek dat het om een soort schimmel ging, die via het zogenaamde vormbakswater werd verspreid. In dat water werden de broodvormen en de gereedschappen en soms zelfs de kleren van de werklieden uitgespoeld. Het werd slechts zelden ververst en bevatte veel opgeloste suiker. Juist daarom had het [[begrippenlijst#Vormbakswater|vormbakswater]] enig nut voor de raffinadeur, want door het spoelen in dit <vette> water kregen de suikerbroden een gladdere buitenkant dan wanneer hij de broodvormen met zuiver water schoonmaakte. Maar in de kuipen met vormbakswater troffen de onderzoekers ook dikke lagen slijm aan, wat de broedplaats voor de schimmel bleek te zijn. Toen de raffinadeurs dat voorlopig onderzoeksresultaat vernamen, hield hun medewerking vrijwel onmiddellijk op. Tot verbazing van de twee scheikundigen was niemand meer geïnteresseerd in nauwkeuriger aanbevelingen omtrent het voorkomen van dit euvel.  Na 1828 is overigens nooit meer een klacht over zwarte schimmels vernomen.
 
Tot overmaat van ramp kregen de raffinadeurs in die jaren nog te kampen met een onverklaarbaar verschijnsel, dat hun suikerbroden bijna onverkoopbaar maakte. Donkere vlekken, stippen en strepen tastten het uiterlijk van de witte suikerbroden aan. Niemand wist waar <het zwart in de melisbroden> vandaan kwam en hoe het kon worden voorkomen. Ten einde raad vroegen enkele raffinadeurs aan twee scheikundigen om zich over de zaak te buigen. Na scheikundig en microscopisch onderzoek concludeerden C.M. van Dijk en A. van Beek dat het om een soort schimmel ging, die via het zogenaamde vormbakswater werd verspreid. In dat water werden de broodvormen en de gereedschappen en soms zelfs de kleren van de werklieden uitgespoeld. Het werd slechts zelden ververst en bevatte veel opgeloste suiker. Juist daarom had het [[begrippenlijst#Vormbakswater|vormbakswater]] enig nut voor de raffinadeur, want door het spoelen in dit <vette> water kregen de suikerbroden een gladdere buitenkant dan wanneer hij de broodvormen met zuiver water schoonmaakte. Maar in de kuipen met vormbakswater troffen de onderzoekers ook dikke lagen slijm aan, wat de broedplaats voor de schimmel bleek te zijn. Toen de raffinadeurs dat voorlopig onderzoeksresultaat vernamen, hield hun medewerking vrijwel onmiddellijk op. Tot verbazing van de twee scheikundigen was niemand meer geïnteresseerd in nauwkeuriger aanbevelingen omtrent het voorkomen van dit euvel.  Na 1828 is overigens nooit meer een klacht over zwarte schimmels vernomen.
 
[[Afbeelding:Molen_suikerriet_pletten_Antillen.jpg|thumb|400px|left|Molen voor pletten van suikerriet]]
 
[[Afbeelding:Molen_suikerriet_pletten_Antillen.jpg|thumb|400px|left|Molen voor pletten van suikerriet]]
De [[begrippenlijst#Nederlandsche Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.  Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe. Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst#Entrepôtdok|Entrepôtdok]] in 1828.  Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[begrippenlijst#Accijns|accijns]] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst#Douanepakhuizen| douanepakhuizen]]naar een raffinaderij werd overgebracht, betaalde de eigenaar het verschuldigde bedrag. Dat betekende een kredietverlening door de staat, en een ontlasting van de opslagcapaciteit van de raffinaderij. Nu hoefde er niet meer ineens een voorraad suiker te worden opgeslagen waar de raffinaderij mee moest kunnen werken tot de volgende massale aanvoer van overzee. Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden.
+
De [[begrippenlijst#Nederlandsche Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.  Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe. Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst#Entrepôtdok|Entrepôtdok]] in 1828.  Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[begrippenlijst#Accijns|accijns]] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst#Douanepakhuizen| douanepakhuizen]] naar een raffinaderij werd overgebracht, betaalde de eigenaar het verschuldigde bedrag. Dat betekende een kredietverlening door de staat, en een ontlasting van de opslagcapaciteit van de raffinaderij. Nu hoefde er niet meer ineens een voorraad suiker te worden opgeslagen waar de raffinaderij mee moest kunnen werken tot de volgende massale aanvoer van overzee. Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden.
 
In 1831 verwerkten de 60 nog actieve raffinadeurs 16.000 ton suiker  en langzamerhand is te zien hoe de produktie van geraffineerde suiker toeneemt:
 
In 1831 verwerkten de 60 nog actieve raffinadeurs 16.000 ton suiker  en langzamerhand is te zien hoe de produktie van geraffineerde suiker toeneemt:
  

Versie op 22 aug 2007 22:21