Verschuiving naar indirecte overslag in het massagoed

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
In de jaren zestig kwam een nieuwe [[begrippenlijst#Regimetransformatie|regimetransformatie]] in de Rotterdamse overslagtechniek tot stand. De kern van deze transformatie betrof een verschuiving van directe naar indirecte overslag. Deze regimetransformatie manifesteerde zich zowel in het massagoed als in het stukgoed, waarbij in het laatste geval de komst van de [[De containerrevolutie in de Rotterdamse haven|'''container''']] het meest spraakmakend is geweest. Schaalvergroting was net als bij de regimetransformatie tussen 1885 en 1914 een achterliggende impuls, zij het niet zozeer van de goederenstromen op zich, maar van de schepen.  
 
In de jaren zestig kwam een nieuwe [[begrippenlijst#Regimetransformatie|regimetransformatie]] in de Rotterdamse overslagtechniek tot stand. De kern van deze transformatie betrof een verschuiving van directe naar indirecte overslag. Deze regimetransformatie manifesteerde zich zowel in het massagoed als in het stukgoed, waarbij in het laatste geval de komst van de [[De containerrevolutie in de Rotterdamse haven|'''container''']] het meest spraakmakend is geweest. Schaalvergroting was net als bij de regimetransformatie tussen 1885 en 1914 een achterliggende impuls, zij het niet zozeer van de goederenstromen op zich, maar van de schepen.  
In het transport van massagoed nam de omvang van de zeeschepen vanaf de tweede helft van de jaren vijftig schoksgewijs toe. Door de blokkade van het Suezkanaal in 1957, en de daarop volgende afsluiting tot 1967, moesten oliemaatschappijen om Afrika heen varen, met als gevolg dat de afstand tussen de Aziatische oliegebieden en Europa bijna verdubbelde. Ter compensatie begonnen de oliemaatschappijen de tonnage van de tankers te vergroten, zodat de vrachtkosten omlaag gingen. Niet alleen in de tankervaart, maar ook in de drogebulkvaart verveelvoudigde de tonnage. De na de oorlog veel gebruikte Liberty-schepen van circa 10.000 dwt (deadweight tonnage=draagvermogen) maakten steeds meer plaats voor zogenaamde [[begrippenlijst#Bulkcarrier|bulkcarriers]], die geen tussendekken hadden en waarvan de maximale capaciteit in fases werd opgevoerd tot boven de 200.000 ton.  
+
 
 +
In het transport van massagoed nam de omvang van de zeeschepen vanaf de tweede helft van de jaren vijftig schoksgewijs toe. Door de blokkade van het Suezkanaal in 1957, en de daarop volgende afsluiting tot 1967, moesten oliemaatschappijen om Afrika heen varen, met als gevolg dat de afstand tussen de Aziatische oliegebieden en Europa bijna verdubbelde. Ter compensatie begonnen de oliemaatschappijen de tonnage van de tankers te vergroten, zodat de vrachtkosten omlaag gingen. Niet alleen in de tankervaart, maar ook in de droge [[Begrippenlijst#Bulkvaart|bulkvaart]] verveelvoudigde de tonnage. De na de oorlog veel gebruikte Liberty-schepen van circa 10.000 dwt (deadweight tonnage=draagvermogen) maakten steeds meer plaats voor zogenaamde [[begrippenlijst#Bulkcarrier|bulkcarriers]], die geen tussendekken hadden en waarvan de maximale capaciteit in fases werd opgevoerd tot boven de 200.000 ton.  
 
[[afbeelding:TIN20V_blz101.jpg|thumb|800px|left|Goederenoverslag in Rotterdam van 1902 tot 1999.]] De enorme schaalvergroting van de tankers zorgde niet voor een fundamentele verandering in de overslagtechnieken: de lossing van (minerale) olie verliep – mede uit veiligheidsoverwegingen – al via de tanks, dus indirect. Echter, voor de haven als geheel betekende de snel toenemende olieaanvoer een [[begrippenlijst#Significant|significante]] verschuiving naar indirecte overslag. In het droge massagoed trad die verschuiving eveneens op, maar dan in de vorm van een wijziging van de bestaande praktijk. Om de bulkcarriers binnen een acceptabele tijd te kunnen lossen, kwamen de overslagbedrijven uit op een scheiding van de behandeling van het zeeschip en de belading van de binnenschepen.
 
[[afbeelding:TIN20V_blz101.jpg|thumb|800px|left|Goederenoverslag in Rotterdam van 1902 tot 1999.]] De enorme schaalvergroting van de tankers zorgde niet voor een fundamentele verandering in de overslagtechnieken: de lossing van (minerale) olie verliep – mede uit veiligheidsoverwegingen – al via de tanks, dus indirect. Echter, voor de haven als geheel betekende de snel toenemende olieaanvoer een [[begrippenlijst#Significant|significante]] verschuiving naar indirecte overslag. In het droge massagoed trad die verschuiving eveneens op, maar dan in de vorm van een wijziging van de bestaande praktijk. Om de bulkcarriers binnen een acceptabele tijd te kunnen lossen, kwamen de overslagbedrijven uit op een scheiding van de behandeling van het zeeschip en de belading van de binnenschepen.
 
   
 
   

Versie op 17 mrt 2008 15:44