Botervervalsing
Van Techniek in Nederland
Regel 3: | Regel 3: | ||
In Friesland werd de klacht serieus opgenomen, en een commissie van het Vriesch Genootschap van Proefondervindelijken Landbouw gaf kort daarna een verklaring, maar 'de ondervinding leert helaas! dat misleiding overal thans aan de orde van de dag is.' | In Friesland werd de klacht serieus opgenomen, en een commissie van het Vriesch Genootschap van Proefondervindelijken Landbouw gaf kort daarna een verklaring, maar 'de ondervinding leert helaas! dat misleiding overal thans aan de orde van de dag is.' | ||
De commissie wees op het kwaliteitsprobleem dat de kleine botermakers ongewild veroorzaak¬ten, een moeilijkheid die overigens minstens tot het einde van de eeuw actueel bleef: veel boeren, vooral buiten Friesland, maakten te weinig boter om binnen enkele dagen een standaardvat van 40 kilo mee te vullen, dus op allerlei kleine markten werden losse kluiten van uiteenlopende kwaliteit aangevoerd. Die diverse massa moest eerst gemengd en gekneed worden en dan werd een enigszins 'gehomogeniseerde', soms bijgekleurde boter door opkopers in een vat gedaan. Dat er op zo'n vat een merk stond dat iets anders beloofde dan de werkelijke inhoud, was voor de handel zeker niet nadelig.[[Noten H2#2-5|<sup>[5]</sup>]] | De commissie wees op het kwaliteitsprobleem dat de kleine botermakers ongewild veroorzaak¬ten, een moeilijkheid die overigens minstens tot het einde van de eeuw actueel bleef: veel boeren, vooral buiten Friesland, maakten te weinig boter om binnen enkele dagen een standaardvat van 40 kilo mee te vullen, dus op allerlei kleine markten werden losse kluiten van uiteenlopende kwaliteit aangevoerd. Die diverse massa moest eerst gemengd en gekneed worden en dan werd een enigszins 'gehomogeniseerde', soms bijgekleurde boter door opkopers in een vat gedaan. Dat er op zo'n vat een merk stond dat iets anders beloofde dan de werkelijke inhoud, was voor de handel zeker niet nadelig.[[Noten H2#2-5|<sup>[5]</sup>]] | ||
− | Toch was dit nog maar kinderspel vergeleken met de mogelijkheden die zich voordeden, en ook ten volle benut werden, toen vanaf 1870-1871 de margarine haar intrede deed. Weliswaar deed dit niet veel af aan de kwaliteit van echte, onversneden eerste-keur boter uit Friesland, maar voor de reputatie van alles wat in botervaten uit Nederland werd aangevoerd, was het slecht. De eerste jaren na de uitvinding in 1869 door de Fransman H. Mège Mouriès was margarine niet meer dan een vettige substantie die niet zomaar te eten was. Het was in pure vorm absoluut geen concurrent voor boter: alleen wanneer er een hoeveelheid echte boter aan werd toegevoegd, ontstond er iets wat men in Engeland op de markt kon brengen. Nu was dat op zich niet zo'n probleem, zolang het voor de consument ook maar onmiskenbaar bleef dat hij geen echte boter kocht, maar 'kunstboter', 'butterine' of hoe het ook mocht heten. En juist dàt trachtten veel handelaren en het snel toenemend aantal 'kunstboterfabrikanten' in Nederland te verhullen. Veelzeggend is ook de mededeling in het Verslag van den Landbouw in Nederland uit 1873: | + | Toch was dit nog maar kinderspel vergeleken met de mogelijkheden die zich voordeden, en ook ten volle benut werden, toen vanaf 1870-1871 de margarine haar intrede deed. Weliswaar deed dit niet veel af aan de kwaliteit van echte, [[begrippenlijst#Versnijden|onversneden]] eerste-keur boter uit Friesland, maar voor de reputatie van alles wat in botervaten uit Nederland werd aangevoerd, was het slecht. De eerste jaren na de uitvinding in 1869 door de Fransman H. Mège Mouriès was margarine niet meer dan een vettige substantie die niet zomaar te eten was. Het was in pure vorm absoluut geen concurrent voor boter: alleen wanneer er een hoeveelheid echte boter aan werd toegevoegd, ontstond er iets wat men in Engeland op de markt kon brengen. Nu was dat op zich niet zo'n probleem, zolang het voor de consument ook maar onmiskenbaar bleef dat hij geen echte boter kocht, maar 'kunstboter', 'butterine' of hoe het ook mocht heten. En juist dàt trachtten veel handelaren en het snel toenemend aantal 'kunstboterfabrikanten' in Nederland te verhullen. Veelzeggend is ook de mededeling in het Verslag van den Landbouw in Nederland uit 1873: |
'De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te Oss, is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier Noordbrabantsche boter uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noordbrabantsche fabrieken'.[[Noten H2#2-6|<sup>[6]</sup>]] | 'De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te Oss, is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier Noordbrabantsche boter uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noordbrabantsche fabrieken'.[[Noten H2#2-6|<sup>[6]</sup>]] | ||
[[Afbeelding:Botermouten_karnemelk_uit_boter_weg.jpg|thumb|360px|left|De karnemelk wordt uit de boter verwijderd]] | [[Afbeelding:Botermouten_karnemelk_uit_boter_weg.jpg|thumb|360px|left|De karnemelk wordt uit de boter verwijderd]] | ||
− | In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren Anton Jurgens en Simon van den Bergh sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten. In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhandelaar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met versneden boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel.[[Noten H2#2-7|<sup>[7]</sup>]] In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: 'Der Verpackungsraum einer grossen holländischen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbutterverpackung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.' Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten 'und natürlich fehlen auch die beliebtesten holländischen Marken in ihren charakteristischen Fässchen nicht.'[[Noten H2#2-8|<sup>[8]</sup>]] Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothandel aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boterprijs, maar de detaillist zag in de lagere prijs een extra winstmarge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland. | + | In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren Anton Jurgens en Simon van den Bergh sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten. In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhandelaar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met [[begrippenlijst#Versnijden|versneden]] boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel.[[Noten H2#2-7|<sup>[7]</sup>]] In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: 'Der Verpackungsraum einer grossen holländischen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbutterverpackung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.' Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten 'und natürlich fehlen auch die beliebtesten holländischen Marken in ihren charakteristischen Fässchen nicht.'[[Noten H2#2-8|<sup>[8]</sup>]] Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothandel aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boterprijs, maar de detaillist zag in de lagere prijs een extra winstmarge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland. |
Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Nederlandse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat 'kunstboter' geen werkelijke concurrent was voor natuurboter. | Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Nederlandse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat 'kunstboter' geen werkelijke concurrent was voor natuurboter. | ||