De andere pioniers: de outsiders
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
De firma Simon van den Bergh beschikte in 1872 over weinig kapitaal, maar slaagde er toch in de bouw van de fabriek uit eigen middelen te financieren. De eerste karn en kneedmachines werden vervaardigd door machinefabriek Grasso uit 's Hertogenbosch.[[Noten H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] De bouw van de fabriek stond onder toezicht van zoon Isaac, die zich ontwikkelde tot de technische man van de familie. | De firma Simon van den Bergh beschikte in 1872 over weinig kapitaal, maar slaagde er toch in de bouw van de fabriek uit eigen middelen te financieren. De eerste karn en kneedmachines werden vervaardigd door machinefabriek Grasso uit 's Hertogenbosch.[[Noten H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] De bouw van de fabriek stond onder toezicht van zoon Isaac, die zich ontwikkelde tot de technische man van de familie. | ||
De participatie van de familieleden was voor de organisatie van het bedrijf van groot belang: van de zeven zonen van Simon van den Berg waren er vijf die 'in de zaak gingen'. Jacob leidde in Londen het verkoopkantoor, Henry reisde door Europa om te zorgen voor de grondstoffen, Isaac was de technische man en Arnold belastte zich met de fabricage van het produkt in de fabriek in Oss. De jongste en meest talentvolle telg was Sam van den Bergh, die het Van den Bergh concern later zou leiden. | De participatie van de familieleden was voor de organisatie van het bedrijf van groot belang: van de zeven zonen van Simon van den Berg waren er vijf die 'in de zaak gingen'. Jacob leidde in Londen het verkoopkantoor, Henry reisde door Europa om te zorgen voor de grondstoffen, Isaac was de technische man en Arnold belastte zich met de fabricage van het produkt in de fabriek in Oss. De jongste en meest talentvolle telg was Sam van den Bergh, die het Van den Bergh concern later zou leiden. | ||
− | Gedurende de periode vanaf het begin in 1872 tot aan het einde van de eeuw, zou Engeland het belangrijkste afzetgebied blijven: in de jaren tachtig ging ongeveer 90% van de produktie richting Londen. Van den Bergh had de Engelse markt in twee gebieden verdeeld: Londen stond onder beheer van Jacob, terwijl Henry het overige gebied, de 'provincie', voor zijn rekening nam. Beiden deden ze hun zaken door bemiddeling van grote en kleine grossiers, die het produkt aan kleinhandelaren en detaillisten doorverkochten. Met de detailhandel was in deze periode nog geen rechtstreeks contact. | + | Gedurende de periode vanaf het begin in 1872 tot aan het einde van de eeuw, zou Engeland het belangrijkste afzetgebied blijven: in de jaren tachtig ging ongeveer 90% van de produktie richting Londen. Van den Bergh had de Engelse markt in twee gebieden verdeeld: Londen stond onder beheer van Jacob, terwijl Henry het overige gebied, de 'provincie', voor zijn rekening nam. Beiden deden ze hun zaken door bemiddeling van grote en kleine [[begrippenlijst#Grossier|grossiers]], die het produkt aan kleinhandelaren en [[begrippenlijst#Detaillist|detaillisten]] doorverkochten. Met de detailhandel was in deze periode nog geen rechtstreeks contact. |
Een probleem waarmee Van den Bergh - en ook plaatsgenoot Jurgens - te kampen had, was het transport. Zowel voor de aanvoer van de grondstoffen uit Engeland, Frankrijk en later de Verenigde Staten naar Oss, als voor de afvoer van het eindprodukt, was men afhankelijk van de rivier de Maas. De afstand van enkele kilometers tussen Oss en de dichtstbijzijnde haven, dat wil zeggen de losplaats in Lithoijen, werd met paard en wagen overbrugd. | Een probleem waarmee Van den Bergh - en ook plaatsgenoot Jurgens - te kampen had, was het transport. Zowel voor de aanvoer van de grondstoffen uit Engeland, Frankrijk en later de Verenigde Staten naar Oss, als voor de afvoer van het eindprodukt, was men afhankelijk van de rivier de Maas. De afstand van enkele kilometers tussen Oss en de dichtstbijzijnde haven, dat wil zeggen de losplaats in Lithoijen, werd met paard en wagen overbrugd. | ||
Gedurende een gedeelte van het jaar was deze weg echter niet te gebruiken, omdat de Maas buiten haar oevers trad en het land overstroomd werd. Soms werden dan kleine bootjes ingezet om het vervoer voort te zetten, maar uit economisch standpunt bekeken was deze situatie onhoudbaar. Een tijdelijke oplossing bood de aanleg van de spoorlijn Nijmegen Oss Tilburg, die in 1881 werd voltooid. Met behulp van een tramspoor trok Van den Bergh, net als Jurgens, deze verbinding door tot aan zijn fabriek. | Gedurende een gedeelte van het jaar was deze weg echter niet te gebruiken, omdat de Maas buiten haar oevers trad en het land overstroomd werd. Soms werden dan kleine bootjes ingezet om het vervoer voort te zetten, maar uit economisch standpunt bekeken was deze situatie onhoudbaar. Een tijdelijke oplossing bood de aanleg van de spoorlijn Nijmegen Oss Tilburg, die in 1881 werd voltooid. Met behulp van een tramspoor trok Van den Bergh, net als Jurgens, deze verbinding door tot aan zijn fabriek. | ||
Regel 18: | Regel 18: | ||
Boter werd in de jaren zestig verpakt in houten vaatjes of, zoals Van den Bergh in navolging van Franse boterhandelaren deed, in rollen. Deze verpakkingsmethodes ging men later ook voor de kunstboter gebruiken, zodat de consument gemakkelijk in verwarring kon raken. Bekend is dat Engelse afnemers zich bekocht voelden, toen ze in een regulier houten botervaatje slechts kunstboter aantroffen. | Boter werd in de jaren zestig verpakt in houten vaatjes of, zoals Van den Bergh in navolging van Franse boterhandelaren deed, in rollen. Deze verpakkingsmethodes ging men later ook voor de kunstboter gebruiken, zodat de consument gemakkelijk in verwarring kon raken. Bekend is dat Engelse afnemers zich bekocht voelden, toen ze in een regulier houten botervaatje slechts kunstboter aantroffen. | ||
Voor de export naar Engeland waren vooral in zwang de zogenaamde tubs: ronde vaatjes of tonnetjes met een inhoud van ongeveer 25 kilo. Ook werden door de kunstboterfabrikanten gebruikt: 1/8 vaatjes met een inhoud van 20 kg en 1/16 vaatjes van 10 kg. In de 19e eeuwse kunstboter industrie was dergelijke grootverpakking de enige methode en pas na 1900 gingen Jurgens en Van den Bergh ertoe over om de margarine in stukjes te snijden van één of een half pond, in papier te wikkelen en te voorzien van een merknaam. | Voor de export naar Engeland waren vooral in zwang de zogenaamde tubs: ronde vaatjes of tonnetjes met een inhoud van ongeveer 25 kilo. Ook werden door de kunstboterfabrikanten gebruikt: 1/8 vaatjes met een inhoud van 20 kg en 1/16 vaatjes van 10 kg. In de 19e eeuwse kunstboter industrie was dergelijke grootverpakking de enige methode en pas na 1900 gingen Jurgens en Van den Bergh ertoe over om de margarine in stukjes te snijden van één of een half pond, in papier te wikkelen en te voorzien van een merknaam. | ||
− | Voor zowel Van den Bergh als Jurgens was de export naar Engeland het belangrijkste; pas in 1884 begaven beiden zich op de Nederlandse markt. Die was voor hen in deze tijd nog niet zo belangrijk, omdat het binnenlands verbruik van kunstboter marginaal was en niet snel toenam. Voor de Engelse consument in de fabriekssteden, die niet bekend stond als een kieskeurige klant, was de kunstboter een acceptabel alternatief voor de duurdere echte boter. | + | Voor zowel Van den Bergh als Jurgens was de export naar Engeland het belangrijkste; pas in 1884 begaven beiden zich op de Nederlandse markt. Die was voor hen in deze tijd nog niet zo belangrijk, omdat het binnenlands verbruik van kunstboter [[begrippenlijst#Marginaal|marginaal]] was en niet snel toenam. Voor de Engelse consument in de fabriekssteden, die niet bekend stond als een kieskeurige klant, was de kunstboter een acceptabel alternatief voor de duurdere echte boter. |
In de jaren negentig werd de Duitse markt belangrijk en zowel Van den Bergh als Jurgens stichtten een fabriek over de grens. Zij namen dit besluit omdat de Duitse regering de invoertarieven vanaf 1887 drastisch had verhoogd en om dezelfde reden werden ook in België (1895) vestigingen opgericht. De Europese expansie van de Nederlandse margarine industrie, die in de 20e eeuw nog verder zou doorzetten, had hiermee een aanvang genomen. | In de jaren negentig werd de Duitse markt belangrijk en zowel Van den Bergh als Jurgens stichtten een fabriek over de grens. Zij namen dit besluit omdat de Duitse regering de invoertarieven vanaf 1887 drastisch had verhoogd en om dezelfde reden werden ook in België (1895) vestigingen opgericht. De Europese expansie van de Nederlandse margarine industrie, die in de 20e eeuw nog verder zou doorzetten, had hiermee een aanvang genomen. |