De molenaar en de ambtenaar
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Blijkens het voorgaande was er veel wat de molenaar niet mocht. Daar stond tegenover dat hij wettelijk tot veel verplicht was. De overheid, die dit alles wettelijk had vastgelegd, stelde bij alle molens ambtenaren aan om de naleving te controleren. De oorzaak van de reglementering van het korenmolenaarsberoep lag in de zogenaamde [[begrippenlijst#Accijns|accijns]] op het gemaal,[[Afbeelding:Ossentredmolen_17e_eeuw.jpg|thumb|350px|right|Ossentredmolen voor 2 ossen en maalinrichting]] een belasting op meel. Een dergelijke belasting had al voor de negentiende eeuw bestaan in plaatselijke verordeningen. De wetsherzieningen van 1813 en daarna hadden plaatselijke accijnzen in wetten ondergebracht, die voor het hele koninkrijk golden. Kritiek op het feit dat zij de eerste levensbehoefte belastten, leidde in 1816 tot hun opheffing. In 1822 werd de accijns op het gemaal opnieuw ingevoerd, [[Noten H2#2-16|<sup>[16]</sup>]] nu aangeprezen vanwege haar gevoeligheid voor welstandsverschillen. Immers, tarwe, het voedselbestanddeel van de welgestelden, was aanzienlijk hoger belast dan de rogge, dat het voedsel van de minder gegoeden vormde. De accijnsregeling en de controle op de molenaars werden verder aangescherpt in 1833, vooral om fraude te voorkomen.[[Noten H2#2-17|<sup>[17]</sup>]] Over elke kilo rogge- of tarwemeel werd belasting geheven en de overheid zag er op toe dat niemand maalde zonder toestemming. Zelfs het hebben van een eenvoudig handmaaltoestel op boerderijen voor het grof malen van beestenvoer, was verboden. Een handige boer kon immers zo'n werktuig ook geschikt maken om er graan zo fijn mee te malen, dat hij er brood van kon bakken. | + | Blijkens het voorgaande was er veel wat de molenaar niet mocht. Daar stond tegenover dat hij wettelijk tot veel verplicht was. De overheid, die dit alles wettelijk had vastgelegd, stelde bij alle molens ambtenaren aan om de naleving te controleren. De oorzaak van de reglementering van het korenmolenaarsberoep lag in de zogenaamde [[begrippenlijst#Accijns|accijns]] op het gemaal,[[Afbeelding:Ossentredmolen_17e_eeuw.jpg|thumb|350px|right|Ossentredmolen voor 2 ossen en maalinrichting]] een belasting op meel. Een dergelijke belasting had al voor de negentiende eeuw bestaan in plaatselijke verordeningen. De wetsherzieningen van 1813 en daarna hadden plaatselijke accijnzen in wetten ondergebracht, die voor het hele koninkrijk golden. Kritiek op het feit dat zij de eerste levensbehoefte belastten, leidde in 1816 tot hun opheffing. In 1822 werd de accijns op het gemaal opnieuw ingevoerd, [[Noten H2#2-16|<sup>[16]</sup>]] nu aangeprezen vanwege haar gevoeligheid voor welstandsverschillen. Immers, tarwe, het voedselbestanddeel van de welgestelden, was aanzienlijk hoger belast dan de rogge, dat het voedsel van de minder gegoeden vormde. De [[Het luxeprodukt suiker|'''accijnsregeling''']] en de controle op de molenaars werden verder aangescherpt in 1833, vooral om fraude te voorkomen.[[Noten H2#2-17|<sup>[17]</sup>]] Over elke kilo rogge- of tarwemeel werd belasting geheven en de overheid zag er op toe dat niemand maalde zonder toestemming. Zelfs het hebben van een eenvoudig handmaaltoestel op boerderijen voor het grof malen van beestenvoer, was verboden. Een handige boer kon immers zo'n werktuig ook geschikt maken om er graan zo fijn mee te malen, dat hij er brood van kon bakken. |
Als sinds 1822 was het de korenmolenaar verboden om: | Als sinds 1822 was het de korenmolenaar verboden om: | ||
- meelhandelaar te zijn; | - meelhandelaar te zijn; |