Koeling in de Nederlandse brouwerijen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 73: Regel 73:
 
kan men zeggen dat de invoering van koelapparatuur het [[Het Beiers bier in Nederland|'''grootbedrijf in de biernijverheid''']] mogelijk maakte.[[Noten TIN19-1-H6#6-88|<sup>[88]</sup>]]  
 
kan men zeggen dat de invoering van koelapparatuur het [[Het Beiers bier in Nederland|'''grootbedrijf in de biernijverheid''']] mogelijk maakte.[[Noten TIN19-1-H6#6-88|<sup>[88]</sup>]]  
  
Bij dit laatste moet dan echter wel worden opgemerkt dat dit slechts gold voor de brouwers die over de financiële middelen konden beschikken om een koelmachine aan te schaffen. Voor veel ambachtelijk werkende, meestal bovengistend brouwende kleine ondernemers was dit niet weggelegd.  
+
Bij dit laatste moet dan echter wel worden opgemerkt dat dit slechts gold voor de brouwers die over de financiële middelen konden beschikken om een koelmachine aan te schaffen. Voor veel ambachtelijk werkende, meestal bovengistend brouwende [[De opmars van de ondergisting|'''kleine ondernemers''']] was dit niet weggelegd.  
  
 
De koelapparatuur heeft in de Nederlandse brouwwereld dan ook een belangrijke rol gespeeld in het concentratieproces dat na 1890 in deze bedrijfstak op gang kwam. Dit kan mede worden geïllustreerd aan de hand van de volgende cijfers. Met een bierconsumptie per hoofd van bevolking, die in de periode 1891-1905 opliep van 38 tot 41,6 liter om daarna weer te dalen tot 38,3 liter voor de jaren 1911-1915, steeg de productie echter van 1.820.000 hectoliter in de periode 1891-1895 tot 2.420.000 hectoliter in de jaren 1911-1915. Gemeten over het zelfde tijdvak nam de uitvoer toe van 64.500 tot 97.400 hectoliter. De invoer was al die tijd slechts van beperkte betekenis en bedroeg gemiddeld ruim 34.000 hectoliter.[[Noten TIN19-1-H6#6-89|<sup>[89]</sup>]]   
 
De koelapparatuur heeft in de Nederlandse brouwwereld dan ook een belangrijke rol gespeeld in het concentratieproces dat na 1890 in deze bedrijfstak op gang kwam. Dit kan mede worden geïllustreerd aan de hand van de volgende cijfers. Met een bierconsumptie per hoofd van bevolking, die in de periode 1891-1905 opliep van 38 tot 41,6 liter om daarna weer te dalen tot 38,3 liter voor de jaren 1911-1915, steeg de productie echter van 1.820.000 hectoliter in de periode 1891-1895 tot 2.420.000 hectoliter in de jaren 1911-1915. Gemeten over het zelfde tijdvak nam de uitvoer toe van 64.500 tot 97.400 hectoliter. De invoer was al die tijd slechts van beperkte betekenis en bedroeg gemiddeld ruim 34.000 hectoliter.[[Noten TIN19-1-H6#6-89|<sup>[89]</sup>]]   
  
 
Het gevolg van de sterk toegenomen productie in combinatie met een stagnerende afzet, die onvoldoende werd gecompenseerd door de stijging van de export, was overproductie. Een resultaat van die gang van zaken was, dat in de periode 1890-1915 het aantal brouwerijen verminderde van 543 tot ongeveer 420.
 
Het gevolg van de sterk toegenomen productie in combinatie met een stagnerende afzet, die onvoldoende werd gecompenseerd door de stijging van de export, was overproductie. Een resultaat van die gang van zaken was, dat in de periode 1890-1915 het aantal brouwerijen verminderde van 543 tot ongeveer 420.

Versie op 1 nov 2007 18:22