De wipkraan

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 15: Regel 15:
  
 
In de jaren dertig bestelden de Rotterdamse stuwadoors daarom wipkranen met een ‘lange lat’. Deze kregen een reikwijdte tot 36 meter, waarmee Rotterdam zich duidelijk onderscheidde van de andere havens. De ‘lange lat’ kon zo worden ingezet dat hij voornamelijk in een rechte beweging lading uit het zeeschip in het langszij liggende binnenschip loste: het meer tijdrovende zwenken van de kraan werd dan zoveel mogelijk vermeden (op dezelfde manier werkende drijvende wipkranen kregen de veelzeggende bijnaam ‘jojo’s’).  
 
In de jaren dertig bestelden de Rotterdamse stuwadoors daarom wipkranen met een ‘lange lat’. Deze kregen een reikwijdte tot 36 meter, waarmee Rotterdam zich duidelijk onderscheidde van de andere havens. De ‘lange lat’ kon zo worden ingezet dat hij voornamelijk in een rechte beweging lading uit het zeeschip in het langszij liggende binnenschip loste: het meer tijdrovende zwenken van de kraan werd dan zoveel mogelijk vermeden (op dezelfde manier werkende drijvende wipkranen kregen de veelzeggende bijnaam ‘jojo’s’).  
[[afbeelding:TIN20V_blz99.jpg|thumb|350px|left|De wipkraan]] In de Rotterdamse stukgoedoverslag trad tussen 1929 en 1936 een productiviteitsstijging van liefst 67,6% op.[[Noten H5#5-41|<sup>[41]</sup>]]  
+
[[afbeelding:TIN20V_blz99.jpg|thumb|350px|left|De wipkraan]] In de Rotterdamse [[Verbetering van de haveninstallaties tussen 1920 en 1940|'''stukgoedoverslag''']] trad tussen 1929 en 1936 een productiviteitsstijging van liefst 67,6% op.[[Noten H5#5-41|<sup>[41]</sup>]]  
 
Deze stijging werd vooral toegeschreven aan de inzet van de wipkraan. Daar hing uiteraard wel een prijskaartje aan. De aanschafkosten waren hoger (20-30% bij een reikwijdte tot 19 meter) dan die van een kraan met een vaste arm, terwijl ook het energieverbruik groter was (10-15%).[[Noten H5#5-42|<sup>[42]</sup>]]  
 
Deze stijging werd vooral toegeschreven aan de inzet van de wipkraan. Daar hing uiteraard wel een prijskaartje aan. De aanschafkosten waren hoger (20-30% bij een reikwijdte tot 19 meter) dan die van een kraan met een vaste arm, terwijl ook het energieverbruik groter was (10-15%).[[Noten H5#5-42|<sup>[42]</sup>]]  
 
Voor de Rotterdamse wipkranen met hun uitzonderlijk grote reikwijdte was dit prijsverschil uiteraard nog groter.
 
Voor de Rotterdamse wipkranen met hun uitzonderlijk grote reikwijdte was dit prijsverschil uiteraard nog groter.
 
De variatie in de constructie van de wipkranen was enorm. Er waren vele manieren om de last tijdens het veranderen van de stand van de giek (nagenoeg) horizontaal te houden. Reeds in 1924, dus nog vóór de introductie van de wipkranen in de stukgoedoverslag op het Europese continent, waren er door Engelse fabrikanten acht constructies ontwikkeld.[[Noten H5#5-43|<sup>[43]</sup>]] De wipkraan die J.J. Borren van Conrad Stork in 1922 presenteerde, was dan ook niet meer dan één van de vele mogelijke constructies. Uit de tekening en de daarbij behorende beschrijving valt af te lezen hoe de draadlengte automatisch werd aangepast aan de stand van de giek.
 
De variatie in de constructie van de wipkranen was enorm. Er waren vele manieren om de last tijdens het veranderen van de stand van de giek (nagenoeg) horizontaal te houden. Reeds in 1924, dus nog vóór de introductie van de wipkranen in de stukgoedoverslag op het Europese continent, waren er door Engelse fabrikanten acht constructies ontwikkeld.[[Noten H5#5-43|<sup>[43]</sup>]] De wipkraan die J.J. Borren van Conrad Stork in 1922 presenteerde, was dan ook niet meer dan één van de vele mogelijke constructies. Uit de tekening en de daarbij behorende beschrijving valt af te lezen hoe de draadlengte automatisch werd aangepast aan de stand van de giek.

Versie op 18 mrt 2008 15:00