Verharde landingsbanen en baanverlichting
Van Techniek in Nederland
Regel 8: | Regel 8: | ||
Vanaf de tweede helft van de jaren twintig bracht het groter en zwaarder worden van vliegtuigen een verhoogde wieldruk op de bodem met zich mee. De zachte ondergrond van Schiphol was hiertegen slecht bestand. Het probleem werd echter verergerd door het gebruik van het landingsbaken. Een groter aantal landingen in dezelfde richting en op dezelfde strook van het landingsterrein leidde tot spoorvorming. Grotere, zwaardere vliegtuigen hadden bovendien een langere aanloop nodig om in de lucht te geraken, en hadden bij de landing een ruimere uitloop nodig. De limieten van het gebruik van een onverhard vliegterrein kwamen in zicht. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat Boogerd en Dellaert zich gingen oriënteren op de mogelijkheden van baanverharding. | Vanaf de tweede helft van de jaren twintig bracht het groter en zwaarder worden van vliegtuigen een verhoogde wieldruk op de bodem met zich mee. De zachte ondergrond van Schiphol was hiertegen slecht bestand. Het probleem werd echter verergerd door het gebruik van het landingsbaken. Een groter aantal landingen in dezelfde richting en op dezelfde strook van het landingsterrein leidde tot spoorvorming. Grotere, zwaardere vliegtuigen hadden bovendien een langere aanloop nodig om in de lucht te geraken, en hadden bij de landing een ruimere uitloop nodig. De limieten van het gebruik van een onverhard vliegterrein kwamen in zicht. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat Boogerd en Dellaert zich gingen oriënteren op de mogelijkheden van baanverharding. | ||
+ | |||
In 1936 kregen zij van het gemeentebestuur het fiat voor een plan voor de aanleg van ‘randverhardingsbanen’. Dit behelsde de aanleg van een brede betonnen strook om het eigenlijke, [[Het ontstaan van een luchthaven|'''uit grasland bestaande landingsterrein''']]. De betonnen verharding diende het wegzakken van zwaardere vliegtuigen tegen te gaan en kon daarnaast worden gebruikt als startbaan ingeval het regende. Het was echter duidelijk dat deze relatief goedkope – en daarom voor het gemeentebestuur aantrekkelijke – voorziening de problemen inzake de aantasting van de bodem niet zou oplossen.[[Noten H6#6-27|<sup>[27]</sup>]] | In 1936 kregen zij van het gemeentebestuur het fiat voor een plan voor de aanleg van ‘randverhardingsbanen’. Dit behelsde de aanleg van een brede betonnen strook om het eigenlijke, [[Het ontstaan van een luchthaven|'''uit grasland bestaande landingsterrein''']]. De betonnen verharding diende het wegzakken van zwaardere vliegtuigen tegen te gaan en kon daarnaast worden gebruikt als startbaan ingeval het regende. Het was echter duidelijk dat deze relatief goedkope – en daarom voor het gemeentebestuur aantrekkelijke – voorziening de problemen inzake de aantasting van de bodem niet zou oplossen.[[Noten H6#6-27|<sup>[27]</sup>]] |