Begrensde mobiliteit?
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | In de jaren zestig werd de auto van bijna iedereen, terwijl het bezit en het gebruik ervan in het Interbellum nog een luxe waren geweest. Het aantal reizigerskilometers per auto nam ongekende vormen aan. De auto werd een universeel vervoermiddel; hij werd gebruikt voor de reis naar de werkplek, het familiebezoek, het doen van boodschappen en de binnenlandse en buitenlandse vakantie. Nederlanders waren er ook gewend aan geraakt dat Rotterdam de grootste haven ter wereld bezat en dat de luchthaven Schiphol sinds het eind van de jaren dertig bij de Europese top behoorde. [[begrippenlijst#Toekomstprojectie|Toekomstprojecties]] die aan het einde van de jaren zestig werden gemaakt, gingen uit van een doorgaande sterke groei. In 1970 publiceerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat een Toekomstperspectief 2000 waarin werd voorspeld dat er tegen de eeuwwisseling zeven en een half miljoen auto’s zouden rondrijden in Nederland, dat waren er drie keer zoveel als op het moment van de projectie en dat na een periode van ongekende groei van het autobezit. In dezelfde periode maakte een speciale werkgroep van de Rijksluchtvaartdienst een prognose over het te verwachten luchtverkeer in Nederland. De werkgroep ging uit van een zeer snelle stijging en kwam uit op 465.000 vliegtuigbewegingen in 2000, tegen 153.000 in het jaar van publicatie van deze prognose. Amerikaanse consultants, ten slotte, hadden in 1968 voorspeld dat in 2000 in de Rotterdamse haven 600 miljoen ton zou worden overgeslagen, bijna een verviervoudiging van het volume dat de haven in dat jaar verwerkte. Deze groeiprognoses kwamen niet uit de lucht vallen. Ze waren gebaseerd op de belofte van doorgaande groei. [[afbeelding:05_J8_67.jpg|thumb|450px|right|Vanwege milieuvervuiling, geluidsoverlast en te grote hoeveelheden asfalt verzetten een groeiende groep Nederlanders zich tegen nieuwe wegen. | + | In de jaren zestig werd de auto van bijna iedereen, terwijl het bezit en het gebruik ervan in het Interbellum nog een luxe waren geweest. Het aantal reizigerskilometers per auto nam ongekende vormen aan. De auto werd een universeel vervoermiddel; hij werd gebruikt voor de reis naar de werkplek, het familiebezoek, het doen van boodschappen en de binnenlandse en buitenlandse vakantie. Nederlanders waren er ook gewend aan geraakt dat Rotterdam de grootste haven ter wereld bezat en dat de luchthaven Schiphol sinds het eind van de jaren dertig bij de Europese top behoorde. [[begrippenlijst#Toekomstprojectie|Toekomstprojecties]] die aan het einde van de jaren zestig werden gemaakt, gingen uit van een doorgaande sterke groei. |
+ | |||
+ | In 1970 publiceerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat een Toekomstperspectief 2000 waarin werd voorspeld dat er tegen de eeuwwisseling zeven en een half miljoen [[De jaren vijftig: files en de mobiliteitsexplosie|'''auto’s''']] zouden rondrijden in Nederland, dat waren er drie keer zoveel als op het moment van de projectie en dat na een periode van ongekende groei van het autobezit. | ||
+ | |||
+ | In dezelfde periode maakte een speciale werkgroep van de Rijksluchtvaartdienst een prognose over het te verwachten luchtverkeer in Nederland. De werkgroep ging uit van een zeer snelle stijging en kwam uit op 465.000 vliegtuigbewegingen in 2000, tegen 153.000 in het jaar van publicatie van deze prognose. Amerikaanse consultants, ten slotte, hadden in 1968 voorspeld dat in 2000 in de Rotterdamse haven 600 miljoen ton zou worden overgeslagen, bijna een verviervoudiging van het volume dat de haven in dat jaar verwerkte. Deze groeiprognoses kwamen niet uit de lucht vallen. Ze waren gebaseerd op de belofte van doorgaande groei. [[afbeelding:05_J8_67.jpg|thumb|450px|right| | ||
+ | Vanwege milieuvervuiling, geluidsoverlast en te grote hoeveelheden asfalt verzetten een groeiende groep Nederlanders zich tegen nieuwe wegen. | ||
]] | ]] | ||
De groei van de jaren zestig was geworteld in een aantal nieuwe [[begrippenlijst#Regime|regimes]], zowel in het personenvervoer als op de transportknooppunten Schiphol en de Rotterdamse haven. De nieuwe mogelijkheden die deze regimes boden, werden in de jaren zestig benut, en zoals de prognoses laten zien, zag men nog vele nieuwe mogelijkheden voor verdere groei. De automarkt was nog lang niet verzadigd, het vliegen stond nog maar aan het begin van zijn groeicurve en de Rotterdamse haven moest investeren om de poort van Europa te blijven. De vestiging van deze nieuwe regimes was geen lineair proces geweest. Integendeel, het was een zoekproces geweest, waarin verschillende doelen tegelijkertijd aan de orde waren, uitkomsten niet vooraf vaststonden en twisten over verschillende oplossingen soms fel werden uitgevochten. | De groei van de jaren zestig was geworteld in een aantal nieuwe [[begrippenlijst#Regime|regimes]], zowel in het personenvervoer als op de transportknooppunten Schiphol en de Rotterdamse haven. De nieuwe mogelijkheden die deze regimes boden, werden in de jaren zestig benut, en zoals de prognoses laten zien, zag men nog vele nieuwe mogelijkheden voor verdere groei. De automarkt was nog lang niet verzadigd, het vliegen stond nog maar aan het begin van zijn groeicurve en de Rotterdamse haven moest investeren om de poort van Europa te blijven. De vestiging van deze nieuwe regimes was geen lineair proces geweest. Integendeel, het was een zoekproces geweest, waarin verschillende doelen tegelijkertijd aan de orde waren, uitkomsten niet vooraf vaststonden en twisten over verschillende oplossingen soms fel werden uitgevochten. |