Nederland eet anders
Van Techniek in Nederland
Regel 2: | Regel 2: | ||
Een voorbeeld: werkman F.S., met vrouw en vier kinderen: | Een voorbeeld: werkman F.S., met vrouw en vier kinderen: | ||
+ | |||
Dagelijks: 1,5 kg brood en nog fijn brood of beschuit voor de kinderen onder 3 jaar. | Dagelijks: 1,5 kg brood en nog fijn brood of beschuit voor de kinderen onder 3 jaar. | ||
+ | |||
Middageten: aardappelen en wat groenten, erwten, rijst, gort of bonen. | Middageten: aardappelen en wat groenten, erwten, rijst, gort of bonen. | ||
+ | |||
Verder wat vet, reuzel of gekookt vet, zout, peper, koffie, melk, boter. | Verder wat vet, reuzel of gekookt vet, zout, peper, koffie, melk, boter. | ||
Hieraan werd toen 0,80 gld. (ofwel € 0,36) per dag uitgegeven. Dit was naar schatting | Hieraan werd toen 0,80 gld. (ofwel € 0,36) per dag uitgegeven. Dit was naar schatting | ||
Regel 11: | Regel 14: | ||
Hiermee is het algemene beeld van het voedingspatroon van de massa gegeven. Toch was de werkelijkheid aanzienlijk gevarieerder. De patronen verschilden van streek tot streek, van seizoen tot seizoen, van periode tot periode en dat alles ook nog naar sociale klasse en inkomensgroep. Waar rogge werd geteeld, werd roggebrood gegeten. Op de zandgronden werd meer spek dan rundvlees gegeten. De rijken kenden overvloedige maaltijden met een variëteit aan groenten, fruit, vlees, zuivel, zoetigheid en drank. De armen aten nog minder dan werkman F.S. Omkomen van de honger deden zij net niet. Daar zorgden de gaarkeukens, bedeling en ‘spijsuitdelingen’ voor. | Hiermee is het algemene beeld van het voedingspatroon van de massa gegeven. Toch was de werkelijkheid aanzienlijk gevarieerder. De patronen verschilden van streek tot streek, van seizoen tot seizoen, van periode tot periode en dat alles ook nog naar sociale klasse en inkomensgroep. Waar rogge werd geteeld, werd roggebrood gegeten. Op de zandgronden werd meer spek dan rundvlees gegeten. De rijken kenden overvloedige maaltijden met een variëteit aan groenten, fruit, vlees, zuivel, zoetigheid en drank. De armen aten nog minder dan werkman F.S. Omkomen van de honger deden zij net niet. Daar zorgden de gaarkeukens, bedeling en ‘spijsuitdelingen’ voor. | ||
− | Al met al gold voor grote groepen van de bevolking dat zij aan een haast chronische, lichte vorm van ondervoeding leden en soms bijna op sterven na dood waren | + | Al met al gold voor grote groepen van de bevolking dat zij aan een haast chronische, lichte vorm van ondervoeding leden en soms bijna op sterven na dood waren. Tegenslagen als ziekten en werkloosheid waren in die omstandigheden desastreus. |