Molenbedrijf en meelfabriek
Van Techniek in Nederland
Regel 18: | Regel 18: | ||
Opmerkelijk was hoezeer het [[Het malen met een windmolen|'''windmolenbedrijf''']] zich gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw nog kon handhaven. Het aantal korenmolens (inclusief gort- en pelmolens, maar zonder de boekweitmolens) steeg tussen 1850 en 1860 van ca. 1700 tot ca. 1900 en bleef sindsdien ongeveer op dit niveau. Het aantal [[Latere stoomkorenmolens|'''stoommolens''']] of molens die wind en stoom combineerden, was beperkt tot ongeveer 200 in 1880, terwijl het aantal watermolens ook in deze orde van grootte lag. | Opmerkelijk was hoezeer het [[Het malen met een windmolen|'''windmolenbedrijf''']] zich gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw nog kon handhaven. Het aantal korenmolens (inclusief gort- en pelmolens, maar zonder de boekweitmolens) steeg tussen 1850 en 1860 van ca. 1700 tot ca. 1900 en bleef sindsdien ongeveer op dit niveau. Het aantal [[Latere stoomkorenmolens|'''stoommolens''']] of molens die wind en stoom combineerden, was beperkt tot ongeveer 200 in 1880, terwijl het aantal watermolens ook in deze orde van grootte lag. | ||
+ | |||
Wind domineerde niet alleen binnen de kleinschalige maalderij, maar ook ten opzichte van de meelfabrieken. Het aandeel in de totale meelproduktie, dat de tientallen meelfabrieken omstreeks 1880 leverden, is geschat op ongeveer twintig procent.[[Noten TIN19-1-H3#3-109|<sup>[109]</sup>]] | Wind domineerde niet alleen binnen de kleinschalige maalderij, maar ook ten opzichte van de meelfabrieken. Het aandeel in de totale meelproduktie, dat de tientallen meelfabrieken omstreeks 1880 leverden, is geschat op ongeveer twintig procent.[[Noten TIN19-1-H3#3-109|<sup>[109]</sup>]] | ||
Regel 31: | Regel 32: | ||
'''De landbouwcrisis van 1880 treft meelfabrieken''' | '''De landbouwcrisis van 1880 treft meelfabrieken''' | ||
− | Na 1880 zou de situatie in de graanmaalderij veranderen. Het keerpunt was de agrarische crisis. De agrarische crisis was in eerste instantie een crisis in de akkerbouw, in het bijzonder in de verbouw van granen. Nederland werd overspoeld met goedkope granen, meest tarwe, vooral uit Amerika, maar ook uit Rusland en Argentinië.[[Noten TIN19-1-H3#3-111|<sup>[111]</sup>]] De verbouw van tarwe (naar landbouwoppervlakte gemeten) liep in twintig jaar met ongeveer een kwart terug. De verbouw van rogge handhaafde zich echter. Het molenbedrijf wist wederom de ongunstige tijden te doorstaan. Het aantal windkorenmolens bleef constant op circa 1900 molens, waarvan ongeveer tien procent met stoomwerktuigen was ingericht. | + | Na 1880 zou de situatie in de graanmaalderij veranderen. Het keerpunt was de agrarische crisis. De agrarische crisis was in eerste instantie een crisis in de akkerbouw, in het bijzonder in de verbouw van granen. Nederland werd overspoeld met goedkope granen, meest tarwe, vooral uit Amerika, maar ook uit Rusland en Argentinië. |
+ | [[Noten TIN19-1-H3#3-111|<sup>[111]</sup>]] | ||
+ | De verbouw van tarwe (naar landbouwoppervlakte gemeten) liep in twintig jaar met ongeveer een kwart terug. De verbouw van rogge handhaafde zich echter. Het molenbedrijf wist wederom de ongunstige tijden te doorstaan. Het aantal windkorenmolens bleef constant op circa 1900 molens, waarvan ongeveer tien procent met stoomwerktuigen was ingericht. | ||