De traditionele brouwmethode
Van Techniek in Nederland
Regel 25: | Regel 25: | ||
Nadat in ongeveer een week tijd de kiemen voldoende (driekwart tot de gehele korrellengte) waren uitgegroeid, bracht de brouwer het nu ontstane groenmout over naar een zolder, de zogeheten denning, om te drogen. Het droogproces werd na enige tijd afgerond in de eest, een meestal iets verhoogde ruimte boven de begane grond, waar een vuur brandde. Dit [[begrippenlijst#Eestproces|eesten]], waarbij tot de zestiende eeuw vooral hout en turf als brandstof werden gebruikt en daarna steenkool uit Engeland of Schotland, gebeurde aanvankelijk op een ondergrond van wilgetenen. Later gebruikte men een weefsel van paarde- of koestaarthaar, maar vanaf het midden van de achttiende eeuw werd meestal ijzerdraad toegepast. Dit materiaal had als voordeel dat het veel minder brandgevaarlijk was.[[Afbeelding:TIN19_blz172.jpg|thumb|right|280px|'De minachting van Bacchus voor de thee']] | Nadat in ongeveer een week tijd de kiemen voldoende (driekwart tot de gehele korrellengte) waren uitgegroeid, bracht de brouwer het nu ontstane groenmout over naar een zolder, de zogeheten denning, om te drogen. Het droogproces werd na enige tijd afgerond in de eest, een meestal iets verhoogde ruimte boven de begane grond, waar een vuur brandde. Dit [[begrippenlijst#Eestproces|eesten]], waarbij tot de zestiende eeuw vooral hout en turf als brandstof werden gebruikt en daarna steenkool uit Engeland of Schotland, gebeurde aanvankelijk op een ondergrond van wilgetenen. Later gebruikte men een weefsel van paarde- of koestaarthaar, maar vanaf het midden van de achttiende eeuw werd meestal ijzerdraad toegepast. Dit materiaal had als voordeel dat het veel minder brandgevaarlijk was.[[Afbeelding:TIN19_blz172.jpg|thumb|right|280px|'De minachting van Bacchus voor de thee']] | ||
− | Het nu ontstane geroosterde mout werd grof gemalen. In kleine brouwerijen gebeurde dit meestal met een [[Het malen met een windmolen|'''handmolen''']]. In grotere bedrijven maakte men tevens gebruik van [[ | + | Het nu ontstane geroosterde mout werd grof gemalen. In kleine brouwerijen gebeurde dit meestal met een [[Het malen met een windmolen|'''handmolen''']]. In grotere bedrijven maakte men tevens gebruik van [[Energie en het molenbedrijf|'''windmolens''']], die soms speciaal voor het malen van mout waren ingericht. Enkele grote brouwerijen in het westen van het land hadden een eigen moutmolen, in Limburg en waarschijnlijk ook in het oosten van het land waren watermolens in gebruik. In de loop van de zeventiende eeuw gingen grotere brouwerijen ook rosmolens toepassen, die door een of meer paarden werden aangedreven. |
In de volgende fase begon het eigenlijke brouwproces. Het gemalen mout werd gestort in een met heet water gevulde werkkuip. Onder voortdurend roeren ontstond nu het beslag, waarin het zetmeel door de inwerking van enzymen was omgezet in suikers. Via een op de bodem van de werkkuip geplaatst grof filter van stro - later gebruikte men een houten filter - liet men de vloeibare bestanddelen van het beslag in een onderbak lopen. De vaste, onoplosbare delen bleven op het filter achter en werden vaak opnieuw gebruikt voor een tweede tot zelfs zesde of zevende bewerking. Die leverde dan de lichtere en goedkopere biersoorten op, die bijvoorbeeld bij de maaltijd werden gedronken. Wat er daarna nog over was, de bostel, kon als veevoer worden verkocht. | In de volgende fase begon het eigenlijke brouwproces. Het gemalen mout werd gestort in een met heet water gevulde werkkuip. Onder voortdurend roeren ontstond nu het beslag, waarin het zetmeel door de inwerking van enzymen was omgezet in suikers. Via een op de bodem van de werkkuip geplaatst grof filter van stro - later gebruikte men een houten filter - liet men de vloeibare bestanddelen van het beslag in een onderbak lopen. De vaste, onoplosbare delen bleven op het filter achter en werden vaak opnieuw gebruikt voor een tweede tot zelfs zesde of zevende bewerking. Die leverde dan de lichtere en goedkopere biersoorten op, die bijvoorbeeld bij de maaltijd werden gedronken. Wat er daarna nog over was, de bostel, kon als veevoer worden verkocht. |