Wetenschap en de definitie van kwaliteit
Van Techniek in Nederland
Regel 2: | Regel 2: | ||
Optimistische idealen van modernisering, vooruitgang, efficiency en emancipatie doortrokken vrijwel het gehele maatschappelijke leven. Een [[begrippenlijst#Discours| | Optimistische idealen van modernisering, vooruitgang, efficiency en emancipatie doortrokken vrijwel het gehele maatschappelijke leven. Een [[begrippenlijst#Discours| | ||
− | discours]] van verbetering en vernieuwing werd populair en er ontstonden diverse idealistische bewegingen, bonden en verenigingen. De jeugdbeweging, bijvoorbeeld, droomde over uitbanning van oorlog en verbetering van de maatschappij, ja zelfs van de gehele wereld. Wetenschappers die met elkaar deel uitmaakten van de zich snel ontwikkelende | + | discours]] van verbetering en vernieuwing werd populair en er ontstonden diverse idealistische bewegingen, bonden en verenigingen. De jeugdbeweging, bijvoorbeeld, droomde over uitbanning van oorlog en verbetering van de maatschappij, ja zelfs van de gehele wereld. |
− | Voorstellingen van modern, gezond en ordelijk eten en leven lagen ten grondslag aan de | + | |
+ | Wetenschappers die met elkaar deel uitmaakten van de zich snel ontwikkelende kennis[[Begrippenlijst#Infrastructuur|infrastructuur]] van voeding en voedsel, namen deel aan dit discours. Zij wilden het kwaliteitsniveau van de samenleving verhogen door de kwaliteit van het voedsel te verbeteren. Het bedrijfsleven, de overheid en de vele nieuwe organisaties die zich in deze periode gingen richten op de afstemming van productie en consumptie, stonden in direct contact met deze wetenschappers en deelden veelal hun idealen. | ||
+ | Voorstellingen van modern, gezond en ordelijk eten en leven lagen ten grondslag aan de uitbreiding van de opleidingen van het (stedelijk) huishoud- en landbouwhuishoudonderwijs en de opleiding voor [[begrippenlijst#Diëtist|diëtisten]]. | ||
Regel 10: | Regel 12: | ||
Deze opleidingen, rond 1890 begonnen als particulier initiatief van bevlogen middenklassevrouwen, waren bestemd voor dienstboden, vrouwen en meisjes. De oprichters gingen ervan uit dat het verspreiden van kennis en kunde oplossingen zou kunnen bieden voor talrijke maatschappelijke problemen. | Deze opleidingen, rond 1890 begonnen als particulier initiatief van bevlogen middenklassevrouwen, waren bestemd voor dienstboden, vrouwen en meisjes. De oprichters gingen ervan uit dat het verspreiden van kennis en kunde oplossingen zou kunnen bieden voor talrijke maatschappelijke problemen. | ||
− | Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden huishoudleraressen, zoals we eerder zagen, geprobeerd zich nuttig te maken door huisvrouwen te adviseren hoe zuinig om te springen met de beschikbare brandstof en het schaarse voedsel. De overheid had dit onderwijs na de oorlog erkend en gedeeltelijk gesubsidieerd. Met het in werking treden van de Nijverheidswet in 1921 kwam het landbouwhuishoudonderwijs onder het ministerie van Onderwijs te vallen in plaats van onder dat van Landbouw. De wet regelde drie akten voor leraressen: huishoudelijk werk en wasbehandeling, koken en voedingsleer, en landbouwhuishoudonderwijs. Vooral het laatste type onderwijs had een bijzonder belangrijke invloed op boerinnen en andere plattelandsvrouwen in hun omgang met voedsel. In deze periode omvatte de opleiding veel meer dan koken alleen en betrof ook productie en verduurzaming.[[Noten TIN20-3-H3#3-9|<sup>[9]</sup>]] | + | Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden [[Kooklerares tijdens de Eerste Wereldoorlog|'''huishoudleraressen''']], zoals we eerder zagen, geprobeerd zich nuttig te maken door huisvrouwen te adviseren hoe zuinig om te springen met de beschikbare brandstof en het schaarse voedsel. De overheid had dit onderwijs na de oorlog erkend en gedeeltelijk gesubsidieerd. |
+ | |||
+ | Met het in werking treden van de Nijverheidswet in 1921 kwam het landbouwhuishoudonderwijs onder het ministerie van Onderwijs te vallen in plaats van onder dat van Landbouw. De wet regelde drie akten voor leraressen: huishoudelijk werk en wasbehandeling, koken en voedingsleer, en landbouwhuishoudonderwijs. Vooral het laatste type onderwijs had een bijzonder belangrijke invloed op boerinnen en andere plattelandsvrouwen in hun omgang met voedsel. In deze periode omvatte de opleiding veel meer dan koken alleen en betrof ook productie en verduurzaming.[[Noten TIN20-3-H3#3-9|<sup>[9]</sup>]] | ||
− | De scholen vervulden ook meer in het algemeen een voorname functie als intermediair in het doorgeven van wetenschappelijke kennis en modern geachte kook- en eetgewoonten aan de midden- en lagere klassen. In 1935 ging aan de Nieuwe Amsterdamse Huishoudschool de nieuwe opleiding voor diëtisten van start, op initiatief van de gepensioneerde, maar nog steeds energieke '''Martine Wittop-Koning''' en de arts F.A. Steensma, die jarenlang lessen voedingsleer aan de school had gegeven.[[Noten TIN20-3-H3#3-10|<sup>[10]</sup>]] De opleidingen resulteerden in een toenemende [[begrippenlijst#Professionalisering| | + | De scholen vervulden ook meer in het algemeen een voorname functie als [[Begrippenlijst#Intermediair|intermediair''']] in het doorgeven van wetenschappelijke kennis en modern geachte kook- en eetgewoonten aan de midden- en lagere klassen. In 1935 ging aan de Nieuwe Amsterdamse Huishoudschool de nieuwe opleiding voor diëtisten van start, op initiatief van de gepensioneerde, maar nog steeds energieke '''Martine Wittop-Koning''' en de arts F.A. Steensma, die jarenlang lessen voedingsleer aan de school had gegeven.[[Noten TIN20-3-H3#3-10|<sup>[10]</sup>]] De opleidingen resulteerden in een toenemende [[begrippenlijst#Professionalisering| |
professionalisering]]; deskundige vrouwen konden nu ruimer worden ingezet bij het onderwijs en de voedingsvoorlichting. | professionalisering]]; deskundige vrouwen konden nu ruimer worden ingezet bij het onderwijs en de voedingsvoorlichting. | ||