De Arendploeg
Van Techniek in Nederland
Regel 21: | Regel 21: | ||
[[afbeelding:Diverse_ploegen.jpg|thumb|400px|right|Diverse ploegen in "Handboek voor den Nederlandsche landbouw en Veeteelt" deel I, 1877.]] | [[afbeelding:Diverse_ploegen.jpg|thumb|400px|right|Diverse ploegen in "Handboek voor den Nederlandsche landbouw en Veeteelt" deel I, 1877.]] | ||
− | Vergelijkbare berichten over [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''experimenten''']] met de Arendploeg komen uit Zeeland en Friesland. Vooral in de kustprovincies ging de verspreiding in de jaren vijftig en zestig erg snel. Volgens de importeur van landbouwmachines Jb. Boeke had in 1860 in bijna geheel Friesland'' 'de ouderwetsche Friesche radploeg, die paarden- en menschenbeul' '' plaats gemaakt voor'' 'den bevalligen en doelmatigen arendploeg'. ''[[Noten TIN19-1-H2#2-54|<sup>[54]</sup>]] Vermoedelijk is dit bericht te optimistisch, omdat uit berichten van andere delen van de kustprovincies blijkt dat de opmars van de arendploeg langzamer ging. In 1865 meldt het landbouwverslag dat in Hunsingo'' 'de Arendploeg in vele gemeente den ouden groningschen ploeg geheel verdrongen (heeft), en begint dit ook in het Westerkwartier, onder Groote Gast, te doen'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-55|<sup>[55]</sup>]] Daarentegen is in 1868 in het Oldambt de Groninger voetploeg nog algemeen in zwang.[[Noten TIN19-1-H2#2-56|<sup>[56]</sup>]] In het noorden van Fivelgo - '' 'in de beste bouwstreken op de klei- en zavelgronden' - was het gebruik van de Arendploeg in 1868 algemeen, in het zuidelijk gedeelte was de traditionele voetploeg, in sommige gevallen 'eenigszins gewijzigd naar den arendploeg', nog algemeen in gebruik. '' [[Noten TIN19-1-H2#2-57|<sup>[57]</sup>]] | + | Vergelijkbare berichten over [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''experimenten''']] met de Arendploeg komen uit Zeeland en Friesland. Vooral in de kustprovincies ging de verspreiding in de jaren vijftig en zestig erg snel. Volgens de importeur van landbouwmachines Jb. Boeke had in 1860 in bijna geheel Friesland'' 'de ouderwetsche Friesche radploeg, die paarden- en menschenbeul' '' plaats gemaakt voor'' 'den bevalligen en doelmatigen arendploeg'. ''[[Noten TIN19-1-H2#2-54|<sup>[54]</sup>]] |
+ | Vermoedelijk is dit bericht te optimistisch, omdat uit berichten van andere delen van de kustprovincies blijkt dat de opmars van de arendploeg langzamer ging. In 1865 meldt het landbouwverslag dat in Hunsingo'' 'de Arendploeg in vele gemeente den ouden groningschen ploeg geheel verdrongen (heeft), en begint dit ook in het Westerkwartier, onder Groote Gast, te doen'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-55|<sup>[55]</sup>]] | ||
+ | Daarentegen is in 1868 in het Oldambt de Groninger voetploeg nog algemeen in zwang.[[Noten TIN19-1-H2#2-56|<sup>[56]</sup>]] | ||
+ | In het noorden van Fivelgo - '' 'in de beste bouwstreken op de klei- en zavelgronden' - was het gebruik van de Arendploeg in 1868 algemeen, in het zuidelijk gedeelte was de traditionele voetploeg, in sommige gevallen 'eenigszins gewijzigd naar den arendploeg', nog algemeen in gebruik. '' [[Noten TIN19-1-H2#2-57|<sup>[57]</sup>]] | ||
Regel 33: | Regel 36: | ||
Het succes van de Arendploeg in de Nederlandse kleiprovincies moet aan een aantal factoren toegeschreven worden. Om te beginnen lijkt het erop dat op het terrein van de techniek van de ploeg de Nederlandse landbouw zich tot 1850 in een technologisch isolement bevond. De uitwisseling van ploegen met het buitenland vond vrijwel niet plaats, er bestond nog geen levendige handel in landbouwmachines en pas na 1850, wakker geschud door het succes van de Arendploeg, gingen de Maatschappijen van Landbouw zich voor de ploeg interesseren. Tegelijkertijd kwam na 1850 de commerciële invoer van landbouwmachines van de grond. Door het isolement tot 1850, gingen technologische ontwikkelingen in het ontwerp van de ploeg aan Nederland voorbij; de traditionele ploegen veranderden in de jaren voor 1850 slechts uiterst langzaam. | Het succes van de Arendploeg in de Nederlandse kleiprovincies moet aan een aantal factoren toegeschreven worden. Om te beginnen lijkt het erop dat op het terrein van de techniek van de ploeg de Nederlandse landbouw zich tot 1850 in een technologisch isolement bevond. De uitwisseling van ploegen met het buitenland vond vrijwel niet plaats, er bestond nog geen levendige handel in landbouwmachines en pas na 1850, wakker geschud door het succes van de Arendploeg, gingen de Maatschappijen van Landbouw zich voor de ploeg interesseren. Tegelijkertijd kwam na 1850 de commerciële invoer van landbouwmachines van de grond. Door het isolement tot 1850, gingen technologische ontwikkelingen in het ontwerp van de ploeg aan Nederland voorbij; de traditionele ploegen veranderden in de jaren voor 1850 slechts uiterst langzaam. | ||
− | Dit isolement werd in 1850 plotseling doorbroken door het initiatief van Borgman. Na het succes van de Arendploeg ging de aandacht zich ook richten op ploegen die in de omringende landen - vooral Duitsland en Engeland - door gespecialiseerde landbouwwerktuigenfabrieken werden voortgebracht. Hierdoor ontstond een vrijwel voortdurende aanvoer van nieuwe, verbeterde en voor bepaalde grondsoorten aangepaste ploegsoorten.[[Afbeelding:TIN19_blz63.jpg|thumb|right|410px|Karploeg met een tweespan.]] | + | Dit isolement werd in 1850 plotseling doorbroken door het initiatief van Borgman. Na het succes van de Arendploeg ging de aandacht zich ook richten op ploegen die in de omringende landen - vooral Duitsland en Engeland - door gespecialiseerde landbouwwerktuigenfabrieken werden voortgebracht. Hierdoor ontstond een vrijwel voortdurende aanvoer van nieuwe, verbeterde en voor bepaalde grondsoorten aangepaste ploegsoorten. |
+ | |||
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz63.jpg|thumb|right|410px|Karploeg met een tweespan.]] | ||