Het rollend materieel
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
'''Locomotief van Nederlands fabrikaat''' | '''Locomotief van Nederlands fabrikaat''' | ||
− | De aannemer Plooster was gedurende het eerste jaar verantwoordelijk voor het onderhoud van spoorbaan en rollend materieel, en voor het laatste contracteerde hij de oud-marineofficier Christiaan Verveer (1817-1845). Verveer had zijn kennis van het stoomwezen opgedaan bij Cockerill te Seraing en hij exploiteerde nu een spijkerfabriek te Amsterdam. Hij was inderdaad bij uitstek deskundig, zo zelfs dat hij een jaar later in zijn eigen fabriek al een locomotief, "De Amstel", voor de hijsm bouwde, naar het voorbeeld van "De Arend". Meer leveringen volgden, zowel voor de HIJSM als voor de Rijnspoor, maar in 1843 moest hij zijn bedrijf sluiten.[[Noten TIN19-2-H7#7-36|<sup>[36]</sup>]] Bij de veiling van de fabrieksgebouwen en inventaris wist Conrad een aantal van zijn machines voor de werkplaats in Haarlem aan te kopen. Verveer zelf werd ingenieur bij de droogmaking van de Haarlemmermeer, waar hij toezicht hield op de stoomgemalen. | + | De aannemer Plooster was gedurende het eerste jaar verantwoordelijk voor het onderhoud van spoorbaan en rollend materieel, en voor het laatste contracteerde hij de oud-marineofficier Christiaan Verveer (1817-1845). Verveer had zijn kennis van het stoomwezen opgedaan bij Cockerill te Seraing en hij exploiteerde nu een spijkerfabriek te Amsterdam. Hij was inderdaad bij uitstek deskundig, zo zelfs dat hij een jaar later in zijn eigen fabriek al een locomotief, "De Amstel", voor de hijsm bouwde, naar het voorbeeld van "De Arend". Meer leveringen volgden, zowel voor de HIJSM als voor de Rijnspoor, maar in 1843 moest hij zijn bedrijf sluiten.[[Noten TIN19-2-H7#7-36|<sup>[36]</sup>]] |
+ | Bij de veiling van de fabrieksgebouwen en inventaris wist Conrad een aantal van zijn machines voor de werkplaats in Haarlem aan te kopen. Verveer zelf werd ingenieur bij de droogmaking van de Haarlemmermeer, waar hij toezicht hield op de stoomgemalen. | ||
− | Conrad en zijn adjunct, C.C. van Hall (1812-1882), die van 1842 tot 1849 in dienst van de HIJSM was,[[Noten TIN19-2-H7#7-37|<sup>[37]</sup>]] hadden hun werkplaats in Haarlem goed in orde gebracht en bouwden in 1848 daar zelfs twee locomotieven in eigen beheer, weliswaar naar het voorbeeld van een Stephenson-machine, maar toch een hele prestatie. Onderdelen als assen en wielen werden uit Engeland betrokken, en de stoomketel kwam van Dixon & Co. te Amsterdam, maar de fabricage van de resterende onderdelen en de eindmontage van het geheel werden in de werkplaats uitgevoerd. | + | [[De bouw van bruggen en stations|'''Conrad''']] en zijn adjunct, C.C. van Hall (1812-1882), die van 1842 tot 1849 in dienst van de HIJSM was,[[Noten TIN19-2-H7#7-37|<sup>[37]</sup>]] |
+ | hadden hun werkplaats in Haarlem goed in orde gebracht en bouwden in 1848 daar zelfs twee locomotieven in eigen beheer, weliswaar naar het voorbeeld van een Stephenson-machine, maar toch een hele prestatie. Onderdelen als assen en wielen werden uit Engeland betrokken, en de stoomketel kwam van Dixon & Co. te Amsterdam, maar de fabricage van de resterende onderdelen en de eindmontage van het geheel werden in de werkplaats uitgevoerd. | ||
− | Het blijkt niet dat Conrad en Van Hall verder veel eigen ideeën op het gebied van de stoomlocomotief ontwikkeld hebben. Van Hall verliet in 1849 de dienst van de HIJSM om zich als hereboer in Kolhorn te vestigen, en hoewel hij in 1853 weer terugkeerde naar het ingenieursberoep, nu in Nederlands-Indië, blijkt niet dat hij zich nog met locomotieven heeft bemoeid. [[Afbeelding:Lokomotief_volgens_nieuwere_constructie_1879.jpg|thumb|right|400px|Doorsnede van een locomotief volgens de nieuwere constructie]] | + | Het blijkt niet dat Conrad en Van Hall verder veel eigen ideeën op het gebied van de stoomlocomotief ontwikkeld hebben. Van Hall verliet in 1849 de dienst van de HIJSM om zich als hereboer in Kolhorn te vestigen, en hoewel hij in 1853 weer terugkeerde naar het ingenieursberoep, nu in Nederlands-Indië, blijkt niet dat hij zich nog met locomotieven heeft bemoeid. |
− | + | [[Afbeelding:Lokomotief_volgens_nieuwere_constructie_1879.jpg|thumb|right|400px|Doorsnede van een locomotief volgens de nieuwere constructie]] | |
− | + | ||
+ | Nieuwe bestellingen waren natuurlijk nodig naarmate de lijn verlengd werd, en behalve Verveer, werd nu ook een andere Amsterdamse fabriek, John Dixon & Co., met opdrachten vereerd.[[Noten TIN19-2-H7#7-38|<sup>[38]</sup>]] | ||
+ | Maar blijkbaar voldeden deze Nederlandse machines toch niet helemaal, want de HIJSM keerde weer terug naar Robert Stephenson & Co. die nu wel op tijd kon leveren. | ||
Regel 25: | Regel 28: | ||
Met het vertrek van Conrad in 1855 lijkt de maatschappij in een zekere winterslaap geraakt te zijn. Pas na de spoorversmalling en het begin van de aanleg van de Oosterspoor komt er voorzichtig nieuw leven in de brouwerij. Nieuwe mensen, zoals Robert van Hasselt en Gerrit Middelberg, bepalen dan het gezicht van de HIJSM en de maatschappij haalt dan in snel tempo haar inmiddels ontstane achterstand op technisch en economisch terrein in.[[Noten TIN19-2-H7#7-40|<sup>[40]</sup>]] | Met het vertrek van Conrad in 1855 lijkt de maatschappij in een zekere winterslaap geraakt te zijn. Pas na de spoorversmalling en het begin van de aanleg van de Oosterspoor komt er voorzichtig nieuw leven in de brouwerij. Nieuwe mensen, zoals Robert van Hasselt en Gerrit Middelberg, bepalen dan het gezicht van de HIJSM en de maatschappij haalt dan in snel tempo haar inmiddels ontstane achterstand op technisch en economisch terrein in.[[Noten TIN19-2-H7#7-40|<sup>[40]</sup>]] | ||
− | Ook voor wat betreft het overige rollend materieel besloot men zich in het buitenland te oriënteren. Een lid van de Raad van Administratie van de HIJSM toog in 1837 naar België en liet zich bij de rijtuigmaker Pierre Pauwels voorlichten over rollend materieel. Pauwels, gevestigd in Sint-Jans Molenbeek bij Brussel, had de rijtuigen voor de eerste Belgische spoorweg geleverd, en men was kennelijk tevreden over zijn werk. Een ander lid van de Raad van Administratie had relaties in Duitsland en hij liet zich informeren over de rijtuigen die op de lijn Neurenberg-Fürth sinds 1835 in gebruik waren, terwijl via de Amsterdamse rijtuigmaker E.Visser ook in Engeland werd geïnformeerd. Omdat de keuze kennelijk moeilijk was, werd besloten bij drie verschillende leveranciers rijtuigen te bestellen: Pauwels mocht een berline (eerste klasse) en een char à bancs (tweede klasse) leveren, de firma J.W.Spaeth te Neurenberg kreeg dezelfde opdracht, terwijl Robert Jeffrey uit Londen een order kreeg voor 1 berline, 1 [[Begrippenlijst#Char- | + | Ook voor wat betreft het overige rollend materieel besloot men zich in het buitenland te oriënteren. Een lid van de Raad van Administratie van de HIJSM toog in 1837 naar België en liet zich bij de rijtuigmaker Pierre Pauwels voorlichten over rollend materieel. Pauwels, gevestigd in Sint-Jans Molenbeek bij Brussel, had de rijtuigen voor de eerste Belgische spoorweg geleverd, en men was kennelijk tevreden over zijn werk. Een ander lid van de Raad van Administratie had relaties in Duitsland en hij liet zich informeren over de rijtuigen die op de lijn Neurenberg-Fürth sinds 1835 in gebruik waren, terwijl via de Amsterdamse rijtuigmaker E.Visser ook in Engeland werd geïnformeerd. Omdat de keuze kennelijk moeilijk was, werd besloten bij drie verschillende leveranciers rijtuigen te bestellen: Pauwels mocht een berline (eerste klasse) en een char à bancs (tweede klasse) leveren, de firma J.W.Spaeth te Neurenberg kreeg dezelfde opdracht, terwijl Robert Jeffrey uit Londen een order kreeg voor 1 berline, 1 [[Begrippenlijst#Char-a-bancs|char-à-bancs]] en 1 waggon (derde klasse). |
+ | |||
+ | Voor de producten van de Belg Pauwels moet speciaal een invoervergunning verkregen zijn, omdat import uit het "vijandelijke" België niet was toegestaan. In de loop van 1838 arriveerden deze zeven rijtuigen in Amsterdam, zodat men ruim de tijd had om ze rustig te bekijken; de spoorlijn was immers nog lang niet klaar. Uiteindelijk leken de Belgische rijtuigen de beste te zijn, en besloten werd verdere bestellingen te plaatsen naar de modellen van Pauwels.[[Noten TIN19-2-H7#7-41|<sup>[41]</sup>]] | ||
+ | |||
+ | [[Afbeelding:Rdam_Delftshavensche_Schie_kraanbrug_1850.jpg|thumb|left|300px|Spoorbrug over de Schie bij Rotterdam, ong. 1850]] | ||
Plooster werd vervolgens belast met de levering van 4 diligences (berlines) en 20 chars à bancs met nog vier losse onderstellen. Hij gaf deze bestelling door aan Gerrit Soeders, rijtuigfabrikant te Maarssen, die de houten onderstellen en wagenbakken maakte, terwijl de ijzeren wielen uit Engeland afkomstig waren. Van de 20 chars à bancs werden er uiteindelijk tien als waggons geleverd, dus met geheel open zijwanden in plaats van gordijntjes. Alleen de eerste klasse diligences waren voorzien van ramen met glas. Vanaf de opening van de lijn waren er dus drie klassen van rijtuigen in dienst. | Plooster werd vervolgens belast met de levering van 4 diligences (berlines) en 20 chars à bancs met nog vier losse onderstellen. Hij gaf deze bestelling door aan Gerrit Soeders, rijtuigfabrikant te Maarssen, die de houten onderstellen en wagenbakken maakte, terwijl de ijzeren wielen uit Engeland afkomstig waren. Van de 20 chars à bancs werden er uiteindelijk tien als waggons geleverd, dus met geheel open zijwanden in plaats van gordijntjes. Alleen de eerste klasse diligences waren voorzien van ramen met glas. Vanaf de opening van de lijn waren er dus drie klassen van rijtuigen in dienst. |