De stoomploeg

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
Mr. J.P. Amersfoordt, hereboer op de Badhoeve in de Haarlemmermeerpolder, werd in 1859, op weg naar een landbouwtentoonstelling in Zaandam, aangesproken door een Engelse vertegenwoordiger van Ransomes & Sims, die hem op de hoogte bracht van de laatste ontwikkelingen op het terrein van de stoomploeg.(64)Later ontving hij van de vertegenwoordiger een prospectus waarin vier fabrikanten stoomploegen aanprezen. In 1860 vertrok Amersfoordt naar Engeland om de ploegen ter plekke te bekijken, maar pas tijdens een tweede reis in 1861 kon hij een demonstratie van de stoomploeg van Fowler meemaken. Nadat hij eind 1861 bezoek had gehad van een werknemer van Fowler die de mogelijkheden om de stoomploeg te gebruiken in de Haarlemmermeer had bekeken, trok hij in 1862 met drie arbeiders naar Engeland om een stoomploeg te bestellen, die te laten aanpassen aan de eisen die de landbouwgrond in de Haarlemmermeer stelde en om zijn arbeiders vertrouwd te maken met de nieuwe techniek.
+
Mr. J.P. Amersfoordt, hereboer op de Badhoeve in de Haarlemmermeerpolder, werd in 1859, op weg naar een landbouwtentoonstelling in Zaandam, aangesproken door een Engelse vertegenwoordiger van Ransomes & Sims, die hem op de hoogte bracht van de laatste ontwikkelingen op het terrein van de stoomploeg.(64)Later ontving hij van de vertegenwoordiger een prospectus waarin vier fabrikanten stoomploegen aanprezen. In 1860 vertrok Amersfoordt naar Engeland om de ploegen ter plekke te bekijken, maar pas tijdens een tweede reis in 1861 kon hij een demonstratie van de stoomploeg van Fowler meemaken. [[Afbeelding:TIN19_blz65.JPEG|thumb|300px|left|De Stoomploeg van Fowler, ong. 1860.
 +
]]Nadat hij eind 1861 bezoek had gehad van een werknemer van Fowler die de mogelijkheden om de stoomploeg te gebruiken in de Haarlemmermeer had bekeken, trok hij in 1862 met drie arbeiders naar Engeland om een stoomploeg te bestellen, die te laten aanpassen aan de eisen die de landbouwgrond in de Haarlemmermeer stelde en om zijn arbeiders vertrouwd te maken met de nieuwe techniek.
 
Ondanks deze grondige voorbereiding ging er vervolgens nog veel mis. Eerst kon de stoommachine in de Amsterdamse haven niet gelost worden, vervolgens bleek de stoomketel te groot om onder de Amsterdamse bruggen door gevaren te worden, waarna de ketel gedemonteerd werd en in de Haarlemmermeer weer in elkaar werd gezet. Eindelijk sloeg op 15 oktober 1862 Amersfoordt zelf de hand aan de eerste Nederlandse stoomploeg, maar zelfs dat ging niet zonder problemen. Verschillende veranderingen moesten worden aangebracht om te voorkomen dat de zware machine voortdurend in de grond wegzakte, onderdelen begaven het en de stoomploeg kwam een aantal malen in een sloot terecht. Maar op den duur wierp het experiment enige vruchten af: met de machine bleek het mogelijk om per dag ca 3 hectare op 35 cm diepte te ploegen, maar daarvoor had men wel zes personen nodig _ een machinist, een pomper, een ploegknecht en drie jongens. Van der Poel, die deze geschiedenis in zijn boek over de landbouwmechanisatie in Nederland vertelt, merkt er bij op dat het een duidelijk prestige-kwestie was (geworden): Amersfoordt wilde de geschiedenis ingaan als de pionier op het gebied van de landbouwmechanisatie. Dit is hem, mede dankzij de uitvoerige verslagen die hij zelf schreef, aardig gelukt.
 
Ondanks deze grondige voorbereiding ging er vervolgens nog veel mis. Eerst kon de stoommachine in de Amsterdamse haven niet gelost worden, vervolgens bleek de stoomketel te groot om onder de Amsterdamse bruggen door gevaren te worden, waarna de ketel gedemonteerd werd en in de Haarlemmermeer weer in elkaar werd gezet. Eindelijk sloeg op 15 oktober 1862 Amersfoordt zelf de hand aan de eerste Nederlandse stoomploeg, maar zelfs dat ging niet zonder problemen. Verschillende veranderingen moesten worden aangebracht om te voorkomen dat de zware machine voortdurend in de grond wegzakte, onderdelen begaven het en de stoomploeg kwam een aantal malen in een sloot terecht. Maar op den duur wierp het experiment enige vruchten af: met de machine bleek het mogelijk om per dag ca 3 hectare op 35 cm diepte te ploegen, maar daarvoor had men wel zes personen nodig _ een machinist, een pomper, een ploegknecht en drie jongens. Van der Poel, die deze geschiedenis in zijn boek over de landbouwmechanisatie in Nederland vertelt, merkt er bij op dat het een duidelijk prestige-kwestie was (geworden): Amersfoordt wilde de geschiedenis ingaan als de pionier op het gebied van de landbouwmechanisatie. Dit is hem, mede dankzij de uitvoerige verslagen die hij zelf schreef, aardig gelukt.
 
Het experiment van Amersfoordt trok in 1862 al meteen de aandacht: van heinde en ver trok men naar de Badhoeve om het stoomploegen gade te slaan. Amersfoordt was overigens niet de enige die in het begin van de jaren zestig geïnteresseerd was in deze nieuwe techniek. Op initiatief van de Koninklijke Landbouw Vereeniging maakte G.J. van den Bosch jr., de latere directeur van de Wilhelminapolder, in 1861 een speciale studiereis naar Engeland om de stoomploegen te bestuderen. Daarbij bezocht hij een aantal hereboeren die met een stoomploeg werkten en een grote demonstratie van de verschillende typen stoomploegen. In de uitvoerige brochure die hij van deze studiereis publiceerde, beschreef hij deze verschillende typen, die globaal in drie groepen uiteenvielen: de ploegen die werden voortbewogen door zelfrijdende stoommachines, dus tractoren, de ploegen die met behulp van metalen koorden werden voortbewogen door een stationaire machine en tenslotte het systeem van Fowler, waarbij de stoommachine aan één kant van het veld meereed.(65)Het eerste type viel al bij de eerste proeven af. De zware machines zakten voortdurend weg in de grond en persten het bouwland door hun gewicht teveel samen. De demonstratie in Engeland ging vooral tussen de ploeg van Howard en die van Fowler, waarbij die van Fowler uiteindelijk als beste naar voren kwam. De kosten van de stoomploegen waren echter enorm: voor een complete Fowler betaalde men  9360, voor een complete Howard  7740 (ter vergelijking: een landarbeider verdiende rond 1860 in Nederland nog geen  200 per jaar).(66)  
 
Het experiment van Amersfoordt trok in 1862 al meteen de aandacht: van heinde en ver trok men naar de Badhoeve om het stoomploegen gade te slaan. Amersfoordt was overigens niet de enige die in het begin van de jaren zestig geïnteresseerd was in deze nieuwe techniek. Op initiatief van de Koninklijke Landbouw Vereeniging maakte G.J. van den Bosch jr., de latere directeur van de Wilhelminapolder, in 1861 een speciale studiereis naar Engeland om de stoomploegen te bestuderen. Daarbij bezocht hij een aantal hereboeren die met een stoomploeg werkten en een grote demonstratie van de verschillende typen stoomploegen. In de uitvoerige brochure die hij van deze studiereis publiceerde, beschreef hij deze verschillende typen, die globaal in drie groepen uiteenvielen: de ploegen die werden voortbewogen door zelfrijdende stoommachines, dus tractoren, de ploegen die met behulp van metalen koorden werden voortbewogen door een stationaire machine en tenslotte het systeem van Fowler, waarbij de stoommachine aan één kant van het veld meereed.(65)Het eerste type viel al bij de eerste proeven af. De zware machines zakten voortdurend weg in de grond en persten het bouwland door hun gewicht teveel samen. De demonstratie in Engeland ging vooral tussen de ploeg van Howard en die van Fowler, waarbij die van Fowler uiteindelijk als beste naar voren kwam. De kosten van de stoomploegen waren echter enorm: voor een complete Fowler betaalde men  9360, voor een complete Howard  7740 (ter vergelijking: een landarbeider verdiende rond 1860 in Nederland nog geen  200 per jaar).(66)  

Versie op 20 jul 2007 13:33