− | | + | Ossentredmolen voor 2 ossen en maalinrichting, 17e eeuw. De geschiedenis van de molen is al heel oud. Het is moeilijk na te gaan hoe oud precies. Wèl is bekend dat volkeren in het Midden-Oosten, Egyptenaren, bewoners van de landen aan Indus en Eufraat en Israëlieten maalstenen gebruikten om graankorrels tot meel fijn te wrijven. Dit gebeurde oorspronkelijk met handkracht, meestal door vrouwen of slaven. Het schijnt zelfs dat de oudste toepassing van de dwangarbeid, op krijgsgevangenen en bestrafte burgers, bestaan heeft in het doen draaien van de molenstenen. Op die wijze werd Simson bestraft door de Filistijnen; aldus leden we in het Boek der Richters 16-21: "maar de Filistijnen grepen hem vast, staken hem de ogen uit en voerden hem naar Gaza. Ze sloegen hem in dubbele ketens van koper, en lieten hem in de gevangenis de molen draaien". En Plautus, de latijnse schimpdichter (± 254 - 184 vóór Christus) was niet beter af toen men hem zekere spotternijen deed uitboeten. Uitgaande van de krachtbron, waardoor de molens worden aangedreven onderscheiden we in hoofdzaak windmolens en waterradmolens. Vooral bij de windmolens treffen we heel wat soorten aan: pelmolens voor het pellen van gort, eeuwenlang een volksvoedsel: houtzaagmolens; snuifmolens voor het fijnkappen van tabak, waarbij een fijn poeder "snuif' achterbleef; hennepkloppers voor het bewerken van hennep enz. Molens mogen zich al eeuwenlang verheugen op een bijzondere plaats in het hart van het volk. Zo hebben veel molens namen, bijvoorbeeld: "Swarte hengst", "De Liefde", "de Witte dood", "De held Jozua". Er is zelfs een speciale molentaal en er zijn heel bijzondere "molengewoonten". Zo werden bij overlijden van de molenaar alle windborden van de wieken van diens molen verwijderd en de wieken in een speciale stand geplaatst. Men zei dan: "hij staat op een heengaander". Landen zoals Spanje, Groot Brittannië, Japan en vele Afrikaanse landen hebben hele series molenpostzegels uitgegeven. Voorts is er een groot aantal spreuken, waarin de molen een "rol" speelt. Heel wat molens zijn voorzien van een gevelsteen, andere versieringen en zelfs gedichten, zoals: "Die weet wat te zeggen van het mijne, Die gaat naar huis en beziet het zijne. Vindt hij het zijne zonder gebreken, Dan komt hij over de mijne spreken. Al had ik Salomo's wijsheid en Simons gewin, Zo kan ik niet malen naar iedermans zin, Ik sta hier op den berg, wat kan ik meerder wenschen, Dan zegen van den Heer en neering van de menschen". Vooral de laatste jaren is de publieke belangstelling voor het molen bezit van Nederland sterk groeiende. Sinds 1970 worden cursussen gegeven om geestdriftige molenliefhebbers in het vak op te leiden: cursussen die afgesloten worden met een examen. Er zijn heel wat molenverenigingen en enkele molenmusea. Op het gebied van molens is in de loop der tijd heel wat literatuur verschenen. Als je je er een beetje in verdiept is het een plezier in die boeken te snuffelen met al die foto's en afbeeldingen van alle mogelijke uitvoeringsvormen van molens. Een van de oudste afbeeldingen die we aantroffen in een boek van Vittorio Zonca van 1607, getiteld "Novo teatro di machine et edifieii" is hierbij afgedrukt. De "brandweerlieden" die met behulp van een eenvoudige brandspuit een brand moesten blussen moesten daarbij zware lichamelijke arbeid verrichten. Niet minder de twee ossen die deze korenmolen op gang moeten brengen en in draaiende beweging moeten houden. De schijf A waarop zich de ossen bevinden heeft een diameter van 20 voet en is onder een zodanige hoek geplaatst dat de dieren er gemakkelijk tegen op kunnen komen. Terwijl de ossen lopen beweegt zich de schijf waarbij de dieren steeds op dezelfde plaats blijven. Deze arbeid is zó vermoeiend dat de ossen elke twee uur door een ander paar worden afgelost. De schijf is op de plaats waar de ossen lopen voorzien van een opstaande kant, omdat de dieren anders hoogtevrees zouden krijgen. Aan schijf A is een tandwiel E - bevattende 144 tanden - bevestigd; dit wiel drijft een rondsel F aan, dat voorzien is van 12 nokken. Dit rondsel brengt op zijn beurt via tandwiel G - met 48 tanden een drijfas H, voorzien van 12 nokken, in beweging. Op as H is tenslotte de molensteen bevestigd. Deze maakt op die manier 48 omwentelingen, terwijl de door de ossen aangedreven schijf slechts één omwenteling heeft gemaakt. Zonca schrijft in zijn boek dat een dergelijke korenmolen zo'n 400 scudi zou kosten (één scudoeen oude gouden of zilveren Italiaanse munt - is ongeveer 5 lire). De 2 paar ossen verorberen vanwege de vermoeiende arbeid in twintig dagen een karrevracht hooi. De molen heeft een capaciteit per dag van 10 "stara" tarwe; één staro, een oude Venetiaanse maat, is 83,3 liter; uit elke "stam" tarwe wordt 3 pond meel verkregen, Elk pond meel brengt de molenaar 10 stuivers in het laatje. Volgens Zonca - architect van de stad Padua - is een korenmolen als hierboven beschreven met succes toegepast in de stad Venetië, waar men geen waterkracht ter beschikking had. |