Beieren zet de toon

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 5: Regel 5:
 
De hiervoor genoemde bepalingen werden vaak overtreden en de <bierpolitie> was zeker niet vrij van corruptie. De overheidsbemoeienis echter en het feit dat Beieren zich in tegenstelling tot Noord- en Midden-Duitsland betrekkelijk ongehinderd door oorlogen en epidemieën kon ontwikkelen, waren waarschijnlijk de voornaamste redenen dat de brouwnijverheid in dit vorstendom tot bloei kon komen. De concurrentie in de achttiende eeuw van thee, koffie en brandewijn was hier kennelijk minder dan elders in staat de sterke positie van het bier fundamenteel aan te tasten. De produktie van witte wijn, in Beieren een veel gebruikte drank, was ontoereikend om de vraag te dekken. Verschillende bronnen melden dan ook dat de bierbereiding de belangrijkste tak van de Beierse nijverheid was aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw.(23)  
 
De hiervoor genoemde bepalingen werden vaak overtreden en de <bierpolitie> was zeker niet vrij van corruptie. De overheidsbemoeienis echter en het feit dat Beieren zich in tegenstelling tot Noord- en Midden-Duitsland betrekkelijk ongehinderd door oorlogen en epidemieën kon ontwikkelen, waren waarschijnlijk de voornaamste redenen dat de brouwnijverheid in dit vorstendom tot bloei kon komen. De concurrentie in de achttiende eeuw van thee, koffie en brandewijn was hier kennelijk minder dan elders in staat de sterke positie van het bier fundamenteel aan te tasten. De produktie van witte wijn, in Beieren een veel gebruikte drank, was ontoereikend om de vraag te dekken. Verschillende bronnen melden dan ook dat de bierbereiding de belangrijkste tak van de Beierse nijverheid was aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw.(23)  
 
Het Beierse brouwbedrijf kreeg in de periode tussen 1820 en 1840 van twee zijden belangrijke impulsen. In de eerste plaats begonnen enkele particulieren en instellingen, zoals bijvoorbeeld de Polytechnische School in München, met het geven van lezingen en cursussen over de bierbereiding. In 1868 hadden al ruim duizend cursisten gebruik gemaakt van deze opleidingen, waaraan eveneens door enkele grote brouwerijen werd meegewerkt. Hiervan was een kwart buitenlander en bijna 300 waren afkomstig uit Noord-Duitsland.
 
Het Beierse brouwbedrijf kreeg in de periode tussen 1820 en 1840 van twee zijden belangrijke impulsen. In de eerste plaats begonnen enkele particulieren en instellingen, zoals bijvoorbeeld de Polytechnische School in München, met het geven van lezingen en cursussen over de bierbereiding. In 1868 hadden al ruim duizend cursisten gebruik gemaakt van deze opleidingen, waaraan eveneens door enkele grote brouwerijen werd meegewerkt. Hiervan was een kwart buitenlander en bijna 300 waren afkomstig uit Noord-Duitsland.
Een tweede initiatief werd ontplooid door de Münchener brouwer Gabriël Sedlmayer, die in 1832 samen met twee Beierse collega's en de Weense brouwer Anton Dreher een bezoek van enkele maanden aan Engeland en Schotland bracht. Het doel van de reis was om zich op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen die zich daar in de brouwnijverheid hadden voorgedaan. Ook in Beieren en Oostenrijk golden toen namelijk de Britse brouwerijen door de grote produktie, de hoge graad van mechanisatie en de constante kwaliteit van het bier als superieur aan de eigen nijverheid.
+
Een tweede initiatief werd ontplooid door de Münchener brouwer Gabriël Sedlmayer, die in 1832 samen met twee Beierse collega's en de Weense brouwer Anton Dreher een bezoek van enkele maanden aan Engeland en Schotland bracht. Het doel van de reis was om zich op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen die zich daar in de brouwnijverheid hadden voorgedaan. Ook in Beieren en Oostenrijk golden toen namelijk de Britse brouwerijen door de grote produktie, de hoge graad van mechanisatie en de constante kwaliteit van het bier als superieur aan de eigen nijverheid.[[Afbeelding:TIN19_blz187.jpg|thumb|280px|left|Een reclameplaat van de Spatenbrouwerij in München]]
 
Sedlmayer was lid van een bekende brouwersfamilie en had aan de universiteit van Berlijn een scheikundige opleiding gevolgd. Onder de indruk van zijn buitenlandse reiservaringen, introduceerde hij een groot aantal vernieuwingen toen hij enkele jaren later de leiding van het familiebedrijf, de bekende Spatenbrauerei, overnam. Zo werd in zijn onderneming in 1846 een stoommachine geplaatst voor het roeren van de wort, een van de eerste in zijn soort in de Beierse biernijverheid. Gabriël Sedlmayer en andere Engelandgangers propageerden verder de toepassing van de thermometer en de saccharometer en het gebruik van een andere kiemmethode. In de jaren zestig werkten in Beieren vrijwel alle grotere brouwerijen met stoomkracht.
 
Sedlmayer was lid van een bekende brouwersfamilie en had aan de universiteit van Berlijn een scheikundige opleiding gevolgd. Onder de indruk van zijn buitenlandse reiservaringen, introduceerde hij een groot aantal vernieuwingen toen hij enkele jaren later de leiding van het familiebedrijf, de bekende Spatenbrauerei, overnam. Zo werd in zijn onderneming in 1846 een stoommachine geplaatst voor het roeren van de wort, een van de eerste in zijn soort in de Beierse biernijverheid. Gabriël Sedlmayer en andere Engelandgangers propageerden verder de toepassing van de thermometer en de saccharometer en het gebruik van een andere kiemmethode. In de jaren zestig werkten in Beieren vrijwel alle grotere brouwerijen met stoomkracht.
 
De Beierse brouwers gingen overigens geen bovengistende Engelse biersoorten brouwen: zij bleven werken met ondergisting. In de jaren dertig en veertig ging men daarbij steeds meer ijs gebruiken om ook buiten de wettelijk toegestane periode bier te kunnen brouwen, wat de overheid oogluikend toestond. Men kon hierbij profiteren van de rotsige bodemgesteldheid in de streek, die het mogelijk maakte om in grotten en gegraven kelders koelruimten aan te leggen. Met in de winter verzameld natuurijs werden die kelders in de zomermaanden extra gekoeld. Vanaf het eind van de jaren vijftig werd het natuurijs dat bij de produktie en de rijping werd gebruikt, geleidelijk vervangen door machinaal vervaardigd ijs. Sommige kleinere brouwerijen bleven echter tot ver in de twintigste eeuw natuurijs gebruiken bij het brouwen.
 
De Beierse brouwers gingen overigens geen bovengistende Engelse biersoorten brouwen: zij bleven werken met ondergisting. In de jaren dertig en veertig ging men daarbij steeds meer ijs gebruiken om ook buiten de wettelijk toegestane periode bier te kunnen brouwen, wat de overheid oogluikend toestond. Men kon hierbij profiteren van de rotsige bodemgesteldheid in de streek, die het mogelijk maakte om in grotten en gegraven kelders koelruimten aan te leggen. Met in de winter verzameld natuurijs werden die kelders in de zomermaanden extra gekoeld. Vanaf het eind van de jaren vijftig werd het natuurijs dat bij de produktie en de rijping werd gebruikt, geleidelijk vervangen door machinaal vervaardigd ijs. Sommige kleinere brouwerijen bleven echter tot ver in de twintigste eeuw natuurijs gebruiken bij het brouwen.
 
Voor de export van bier uit Beieren en omgeving waren de aanleg van de spoorwegen en de verbetering van de mogelijkheden van vervoer over water van groot belang. In de jaren veertig en vijftig werd hard gewerkt aan een spoorwegnet, waardoor het in 1856 mogelijk was rechtstreeks uit München naar Amsterdam te reizen. In het zelfde jaar voltooide men het Donau-Mainkanaal.(24)  
 
Voor de export van bier uit Beieren en omgeving waren de aanleg van de spoorwegen en de verbetering van de mogelijkheden van vervoer over water van groot belang. In de jaren veertig en vijftig werd hard gewerkt aan een spoorwegnet, waardoor het in 1856 mogelijk was rechtstreeks uit München naar Amsterdam te reizen. In het zelfde jaar voltooide men het Donau-Mainkanaal.(24)  
 
In 1850 importeerde Nederland 1.280 hectoliter bier uit Duitsland. Vijf jaar later was dit 6.160 hectoliter, een hoeveelheid die in 1860 was verdubbeld tot 12.340 hectoliter voornamelijk Beiers bier. In 1865 was de import uit Duitsland nog iets gestegen tot 14.800 hectoliter om daarna voor de rest van de jaren zestig en zeventig te verminderen tot rond de 8.000 à 9.000 hectoliter per jaar.(25)De terugval werd vrijwel zeker vooral veroorzaakt door de toenemende binnenlandse produktie van ondergistend bier, dat kwalitatief kon concurreren met het oorspronkelijke Beierse produkt.
 
In 1850 importeerde Nederland 1.280 hectoliter bier uit Duitsland. Vijf jaar later was dit 6.160 hectoliter, een hoeveelheid die in 1860 was verdubbeld tot 12.340 hectoliter voornamelijk Beiers bier. In 1865 was de import uit Duitsland nog iets gestegen tot 14.800 hectoliter om daarna voor de rest van de jaren zestig en zeventig te verminderen tot rond de 8.000 à 9.000 hectoliter per jaar.(25)De terugval werd vrijwel zeker vooral veroorzaakt door de toenemende binnenlandse produktie van ondergistend bier, dat kwalitatief kon concurreren met het oorspronkelijke Beierse produkt.

Versie op 31 jul 2007 14:40