Expansief ondernemen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
De firma De Bruyn was de meest expansieve van alle Amsterdamse bedrijven. Ze begon tamelijk bescheiden, want tussen 1820 en 1833 was C. de Bruyn eigenaar van één gewone raffinaderij op de Lijnbaansgracht. In 1831 wendde hij zich met een speciaal verzoek tot koning Willem I. Hij wilde nl. een stoominstallatie gaan gebruiken, maar <hij stelt er veel belang in dat zijn voornemen en de inrichting van zijn werktuig niet kenbaar worde en heeft uit dien hoofde verlangd dat hij mogt worden vrijgesteld van de formaliteiten> die nu eenmaal bij de verlening van zo'n vergunning hoorden.  Hij doelde op het onderzoek dat de stad zou instellen naar de aard van de installatie, de veiligheid en plaatsing in het gebouw. De Bruyn moest echter net als ieder ander deze procedure doorlopen, en na enkele maanden kreeg hij toestemming om met drie stoomketels <de suiker te koken, te bereiden en wat dies meer zij, en door ijzere stoombuizen de hitte door de geheele fabryk te leiden, en voorts om door eene machine van 6 paardenkrachten de pompen enz. in beweging te brengen.>
+
[[Afbeelding:TIN19_blz229.jpg|thumb|500px|right|De nieuwe raffinaderij van de firma De Bruyn]]De firma De Bruyn was de meest expansieve van alle Amsterdamse bedrijven. Ze begon tamelijk bescheiden, want tussen 1820 en 1833 was C. de Bruyn eigenaar van één gewone raffinaderij op de Lijnbaansgracht. In 1831 wendde hij zich met een speciaal verzoek tot koning Willem I. Hij wilde nl. een stoominstallatie gaan gebruiken, maar <hij stelt er veel belang in dat zijn voornemen en de inrichting van zijn werktuig niet kenbaar worde en heeft uit dien hoofde verlangd dat hij mogt worden vrijgesteld van de formaliteiten> die nu eenmaal bij de verlening van zo'n vergunning hoorden.  Hij doelde op het onderzoek dat de stad zou instellen naar de aard van de installatie, de veiligheid en plaatsing in het gebouw. De Bruyn moest echter net als ieder ander deze procedure doorlopen, en na enkele maanden kreeg hij toestemming om met drie stoomketels <de suiker te koken, te bereiden en wat dies meer zij, en door ijzere stoombuizen de hitte door de geheele fabryk te leiden, en voorts om door eene machine van 6 paardenkrachten de pompen enz. in beweging te brengen.>
 
In 1834 kocht hij de vlakbij gelegen raffinaderij Stokholm op, gevolgd door een derde bedrijf dat in hetzelfde huizenblok lag. Bij zijn overlijden op 28 juni 1834 liet hij aan zijn drie zoons een bezit na dat bestond uit de drie raffinaderijen met nog een aantal belendende percelen, ter waarde van  83.000. Zijn woonhuis met paardestal was getaxeerd op  34.000.  Zijn zoons hadden alle drie het beroep van raffinadeur gekozen en zetten de zaak voort. In de volgende jaren kochten ze de overige percelen in het huizenblok,  er werd gesloopt, herbouwd, volgebouwd. Het aantal stoomketels nam toe: in 1835 stonden er vier, in 1841 waarschijnlijk zeven.  
 
In 1834 kocht hij de vlakbij gelegen raffinaderij Stokholm op, gevolgd door een derde bedrijf dat in hetzelfde huizenblok lag. Bij zijn overlijden op 28 juni 1834 liet hij aan zijn drie zoons een bezit na dat bestond uit de drie raffinaderijen met nog een aantal belendende percelen, ter waarde van  83.000. Zijn woonhuis met paardestal was getaxeerd op  34.000.  Zijn zoons hadden alle drie het beroep van raffinadeur gekozen en zetten de zaak voort. In de volgende jaren kochten ze de overige percelen in het huizenblok,  er werd gesloopt, herbouwd, volgebouwd. Het aantal stoomketels nam toe: in 1835 stonden er vier, in 1841 waarschijnlijk zeven.  
 
Om dit uitdijend bedrijf rendabel te houden, was het nodig om over voldoende ruwe suiker te beschikken: er moest continu gewerkt kunnen worden. In 1840 en 1841 verwerkte de fa. C. de Bruyn & Zonen jaarlijks 25.000 ton ruwsuiker, die een waarde vertegenwoordigde van ongeveer  6,5 miljoen.  
 
Om dit uitdijend bedrijf rendabel te houden, was het nodig om over voldoende ruwe suiker te beschikken: er moest continu gewerkt kunnen worden. In 1840 en 1841 verwerkte de fa. C. de Bruyn & Zonen jaarlijks 25.000 ton ruwsuiker, die een waarde vertegenwoordigde van ongeveer  6,5 miljoen.  

Versie op 2 aug 2007 09:30