|
|
Regel 1: |
Regel 1: |
− | | + | In de jaren dertig bestonden er tweefabriekstypen voor bietsuiker: het bovenste 'volkomen toestel' verschilde nauwelijks van de werkwijze in de Napoleontische tijd: raspen, persen, kalkwater toevoegen en verwarmen in F, koelen (G) en, uiteindelijk, koken in pan K. Beneden in het gebouw draaiden twee paarden in een rosmolen. De nieuwere methode gebruikte stoom als drijfkracht en warmtebron. Bij M werd het dunne suikersap verhit en ingedikt doordat het langs hete stoompijpen naar beneden liep. Vanuit 0 werd het opgepompt naar de vacuumpan. |