Modernisering van de landingsvoorzieningen
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Niet alleen de KLM, maar de gehele Nederlandse luchtvaartwereld sprak begin jaren twintig schande van het gebrek aan kwaliteit van het vliegveld. Wegens aanhoudende bezuinigingen op de defensiebegroting waren de militaire beheerders van Schiphol echter niet in staat verbeteringen te realiseren. Anders lag dat voor de gemeente Amsterdam. Zowel de plaatselijke Kamer van Koophandel als het gemeentebestuur was van meet af aan overtuigd van het potentieel belang van de luchthaven voor de stedelijke ontwikkeling. De gemeente trok al vroeg het initiatief naar zich toe om Schiphol aan te passen aan de eisen van de KLM. Eenvoudig was dat niet. Enerzijds had de gemeente andere belangen op de luchthaven dan de militairen. Het militaire belang was niet gediend bij het bevorderen van de voorzieningen voor burgerluchtverkeer. Anderzijds waren er amper bestuurlijke middelen voorhanden waarmee Amsterdam kon opereren. Schiphol was immers eigendom van het Rijk en lag op het grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer. De rol van Amsterdam beperkte zich daarom in eerste instantie tot die van investeerder. Dat maakte het in 1921 mogelijk te komen tot de bouw van een stenen hangar voor de vliegtuigen van de KLM. Hierin werd tevens een beperkte voorziening gerealiseerd voor de afhandeling van post en luchtvracht. Het streven naar verdere structurele verbeteringen verzandde in een strijd tussen de gemeente en het toezichthoudende ministerie van Waterstaat enerzijds en het departement van Oorlog anderzijds over de mate van (mede)zeggenschap over het militaire vliegterrein. De bestuurlijke [[begrippenlijst#Controverse|controverse]] sleepte zich jaren voort en werkte verlammend op pogingen om te komen tot verbeteringen op Schiphol. Pas nadat de kwestie op 17 november 1924 in de ministerraad ter sprake was geweest, werd een bestuurlijk akkoord bereikt. Vanaf 1926 zou de gemeente Amsterdam voor het beheer en de exploitatie van Schiphol verantwoordelijk zijn. Schiphol kwam te [[begrippenlijst#Ressorteren|ressorteren]] onder de gemeentelijke dienst Haven- en Handelsinrichtingen, die werd geleid door L. Boogerd, een wat kleurloze ambtenaar. Ónder hem, maar zichtbaarder voor wie rechtstreeks met het luchtvaartbedrijf te maken had, werd op Schiphol een gemeentelijk havenmeester aangesteld, Jan Dellaert, tot dan toe stationschef van de KLM op de luchthaven. | + | Niet alleen de KLM, maar de gehele Nederlandse luchtvaartwereld sprak begin jaren twintig schande van het gebrek aan kwaliteit van het vliegveld. Wegens aanhoudende bezuinigingen op de defensiebegroting waren de militaire beheerders van Schiphol echter niet in staat verbeteringen te realiseren. Anders lag dat voor de gemeente Amsterdam. Zowel de plaatselijke Kamer van Koophandel als het gemeentebestuur was van meet af aan overtuigd van het potentieel belang van de luchthaven voor de stedelijke ontwikkeling. De gemeente trok al vroeg het initiatief naar zich toe om Schiphol aan te passen aan de eisen van de KLM. Eenvoudig was dat niet. Enerzijds had de gemeente andere belangen op de luchthaven dan de militairen. Het militaire belang was niet gediend bij het bevorderen van de voorzieningen voor burgerluchtverkeer. Anderzijds waren er amper bestuurlijke middelen voorhanden waarmee Amsterdam kon opereren. Schiphol was immers eigendom van het Rijk en lag op het grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer. De rol van Amsterdam beperkte zich daarom in eerste instantie tot die van investeerder. Dat maakte het in 1921 mogelijk te komen tot de bouw van een stenen hangar voor de vliegtuigen van de KLM. Hierin werd tevens een beperkte voorziening gerealiseerd voor de afhandeling van post en Martin is een zak![[De wederopbouw van een luchthaven|'''luchtvracht''']]. Het streven naar verdere structurele verbeteringen verzandde in een strijd tussen de gemeente en het toezichthoudende ministerie van Waterstaat enerzijds en het departement van Oorlog anderzijds over de mate van (mede)zeggenschap over het militaire vliegterrein. De bestuurlijke [[begrippenlijst#Controverse|controverse]] sleepte zich jaren voort en werkte verlammend op pogingen om te komen tot verbeteringen op Schiphol. Pas nadat de kwestie op 17 november 1924 in de ministerraad ter sprake was geweest, werd een bestuurlijk akkoord bereikt. Vanaf 1926 zou de gemeente Amsterdam voor het beheer en de exploitatie van Schiphol verantwoordelijk zijn. Schiphol kwam te [[begrippenlijst#Ressorteren|ressorteren]] onder de gemeentelijke dienst Haven- en Handelsinrichtingen, die werd geleid door L. Boogerd, een wat kleurloze ambtenaar. Ónder hem, maar zichtbaarder voor wie rechtstreeks met het luchtvaartbedrijf te maken had, werd op Schiphol een gemeentelijk havenmeester aangesteld, Jan Dellaert, tot dan toe stationschef van de KLM op de luchthaven. |
'''Landingsterrein''' | '''Landingsterrein''' |