Vernieuwingen in het buitenland
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | In een bedrijfstak die internationaal zo verbreid was en waarin zoveel kapitaal omging, is het niet verwonderlijk dat er welgestelde lieden waren die zochten naar verbetering van het produktieproces. Twee van de hoofdbewerkingen kregen vooral de aandacht: de zuivering en het indikken. Hoe zuiverder de suiker was, hoe meer geld hij opleverde, en het indikken was een delicaat onderdeel dat veel brandstof kostte en waarbij bovendien van alles fout kon gaan. Het grote risico bij het indikken was dat er door de grote hitte en het contact tussen de stroop en de gloeiend hete pan chemische reacties plaatsvonden die produktieverlies veroorzaakten. Zelfs heel intensief roeren kon dat niet tegengaan en de raffinadeur verloor dus altijd een deel van zijn ruwe suiker. De hoge temperatuur maakt nl. dat de saccharose-molecuul ontleed wordt in een ander molecuul, dat niet meer kristalliseerbaar is. Er ontstaat alleen een stroperige massa, melasse. Dit verschijnsel is later inversie genoemd. [[Afbeelding:Interieur_werkplaats_beenzwart.jpg|thumb|left|400px|Suikerfabricage 1874]] | + | In een bedrijfstak die internationaal zo verbreid was en waarin zoveel kapitaal omging, is het niet verwonderlijk dat er welgestelde lieden waren die zochten naar verbetering van het produktieproces. Twee van de hoofdbewerkingen kregen vooral de aandacht: de zuivering en het [[begrippenlijst#Indikken|indikken]]. Hoe zuiverder de suiker was, hoe meer geld hij opleverde, en het indikken was een delicaat onderdeel dat veel brandstof kostte en waarbij bovendien van alles fout kon gaan. Het grote risico bij het indikken was dat er door de grote hitte en het contact tussen de stroop en de gloeiend hete pan chemische reacties plaatsvonden die produktieverlies veroorzaakten. Zelfs heel intensief roeren kon dat niet tegengaan en de raffinadeur verloor dus altijd een deel van zijn ruwe suiker. De hoge temperatuur maakt nl. dat de [[begrippenlijst#Saccharose|saccharose]]-molecuul ontleed wordt in een ander molecuul, dat niet meer kristalliseerbaar is. Er ontstaat alleen een stroperige massa, [[begrippenlijst#Melasse|melasse]]. Dit verschijnsel is later [[begrippenlijst#Inversie|inversie]] genoemd. [[Afbeelding:Interieur_werkplaats_beenzwart.jpg|thumb|left|400px|Suikerfabricage 1874]] |
Voor de zuivering van de stroop werd in 1810 een belangrijke ontdekking gedaan door Pierre Figuier, professor in de chemie aan de Ecole de Pharmacie van Montpellier. Voortbouwend op de ontdekking omstreeks 1790 door de Rus Lowitz over de ontkleurende werking van houtskool, ontdekte Figuier dat verkoolde beenderen een stof opleverden, die nog beter werkte als materiaal om vloeistoffen mee te zuiveren. Al in het jaar van Figuiers ontdekking was er een Parijse raffinaderij die dergelijke poeder van beenderkool gebruikte. | Voor de zuivering van de stroop werd in 1810 een belangrijke ontdekking gedaan door Pierre Figuier, professor in de chemie aan de Ecole de Pharmacie van Montpellier. Voortbouwend op de ontdekking omstreeks 1790 door de Rus Lowitz over de ontkleurende werking van houtskool, ontdekte Figuier dat verkoolde beenderen een stof opleverden, die nog beter werkte als materiaal om vloeistoffen mee te zuiveren. Al in het jaar van Figuiers ontdekking was er een Parijse raffinaderij die dergelijke poeder van beenderkool gebruikte. | ||
− | In 1815 nam de Engelse raffinadeur Martineau in zijn eigen land octrooi op het zuiveren van ruwsuiker met behulp van 2-5% beenzwart - één jaar later kreeg hij ook in Nederland octrooi op zijn vinding[[Noten H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] - en in 1821 werd dit zuiveringsmiddel door Hamburgse raffinadeurs vrij algemeen gebruikt onder de naam 'Englische Methode'.[[Noten H2#2-28|<sup>[28]</sup>]] Aanvankelijk wierp men gewoon een hoeveelheid beenzwart in de ziedpan en werd het poeder met aanhangende onzuiverheden vervolgens door een doek afgezeefd. | + | In 1815 nam de Engelse raffinadeur Martineau in zijn eigen land octrooi op het zuiveren van ruwsuiker met behulp van 2-5% beenzwart - één jaar later kreeg hij ook in Nederland octrooi op zijn vinding[[Noten H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] - en in 1821 werd dit zuiveringsmiddel door Hamburgse raffinadeurs vrij algemeen gebruikt onder de naam 'Englische Methode'.[[Noten H2#2-28|<sup>[28]</sup>]] Aanvankelijk wierp men gewoon een hoeveelheid beenzwart in de [[begrippenlijst#Ziedpan|ziedpan]] en werd het poeder met aanhangende onzuiverheden vervolgens door een doek afgezeefd. |
Het was niet makkelijk om het fijne beenzwart uit de gezuiverde siroop te filteren. Tussen 1815 en 1824 trachtte de Engelsman Taylor hierin verbetering te brengen door de nog verontreinigde siroop langzaam door een met beenzwart gevulde zak te laten sijpelen.[[Noten H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] Het voordeel van deze hoge zakfilter was, dat hij een groot filteroppervlak bood en weinig vloerruimte innam. Maar aan het gebruik van beenzwart bleven enkele nadelen zitten: het was duur in de aanschaf en het kon maar één keer gebruikt worden. Andere middelen als kalkwater en ossebloed bleven nodig als aanvullend zuiveringsmiddel, want de ontkleuring was niet volledig. Daarom werd in lang niet alle raffinaderijen deze Taylorfilter toegepast. De Fransman Dumont leek uitkomst te brengen met een iets anders geconstrueerde filter. Bovendien ontwikkelde hij in 1828 een bruikbare methode om het beenzwart te reactiveren: de kool werd na gebruik gespoeld en vervolgens in een speciale oven sterk verhit, waardoor het beenzwart zijn ontkleurende werking herkreeg. | Het was niet makkelijk om het fijne beenzwart uit de gezuiverde siroop te filteren. Tussen 1815 en 1824 trachtte de Engelsman Taylor hierin verbetering te brengen door de nog verontreinigde siroop langzaam door een met beenzwart gevulde zak te laten sijpelen.[[Noten H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] Het voordeel van deze hoge zakfilter was, dat hij een groot filteroppervlak bood en weinig vloerruimte innam. Maar aan het gebruik van beenzwart bleven enkele nadelen zitten: het was duur in de aanschaf en het kon maar één keer gebruikt worden. Andere middelen als kalkwater en ossebloed bleven nodig als aanvullend zuiveringsmiddel, want de ontkleuring was niet volledig. Daarom werd in lang niet alle raffinaderijen deze Taylorfilter toegepast. De Fransman Dumont leek uitkomst te brengen met een iets anders geconstrueerde filter. Bovendien ontwikkelde hij in 1828 een bruikbare methode om het beenzwart te reactiveren: de kool werd na gebruik gespoeld en vervolgens in een speciale oven sterk verhit, waardoor het beenzwart zijn ontkleurende werking herkreeg. | ||
Zo opende zich een groot terrein voor verbeteringen en kleine uitvindingen: de constructie van filters, manieren om het dure beenzwart meer dan eens te gebruiken, de meest effectieve korrelgrootte van de beenderkool. Zowel Fransen als Engelsen namen in de loop der decennia tientallen octrooien rondom het thema van de beenzwartfiltratie. | Zo opende zich een groot terrein voor verbeteringen en kleine uitvindingen: de constructie van filters, manieren om het dure beenzwart meer dan eens te gebruiken, de meest effectieve korrelgrootte van de beenderkool. Zowel Fransen als Engelsen namen in de loop der decennia tientallen octrooien rondom het thema van de beenzwartfiltratie. |