Een wetenschappelijke benadering van het fabricageproces
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
Het streven naar het maken van ‘meer en beter waar’ waarover de redactie van het Nederlandsch Weekblad voor Zuivelbereiding en Veeteelt sprak, leidde in de zuivelsector tot de invoering van nieuwe machines en controlemaatregelen. De landbouwcrisis van de jaren tachtig, de concurrentie van Denemarken en Australië en de kwalijke naam van de Nederlandse boter hadden de exportpositie in gevaar gebracht. Belanghebbende groepen meenden in reactie hierop dat het anders moest met de zuivelbereiding.(73)Het was de hoogste tijd deze achterstand op het buitenland in te halen; wetenschap, overheid en bedrijfsleven werden hierin alle drie betrokken. Met de Deense machines en methoden van kennisoverdracht als voorbeeld, zetten vertegenwoordigers van deze belangengroepen en instanties een infrastructuur op om een nieuw [[begrippenlijst#Kennisregime|kennisregime]] in de zuivelsector te vestigen.(74)Naast vakbladen richtten ze rond 1900 een uitgebreid stelsel op van verenigingen, opleidingen, scholen en proefstations. Zo werd te Hoorn in 1889 een proefstation gevestigd.(75)In Bolsward kwam in 1904 een Rijkszuivelschool tot stand met diverse opleidingen.(76)Vele afgestudeerden van deze school werden directeur van een zuivelfabriek. Vanaf 1906 kwamen ‘zuivel[[begrippenlijst#consulent| | Het streven naar het maken van ‘meer en beter waar’ waarover de redactie van het Nederlandsch Weekblad voor Zuivelbereiding en Veeteelt sprak, leidde in de zuivelsector tot de invoering van nieuwe machines en controlemaatregelen. De landbouwcrisis van de jaren tachtig, de concurrentie van Denemarken en Australië en de kwalijke naam van de Nederlandse boter hadden de exportpositie in gevaar gebracht. Belanghebbende groepen meenden in reactie hierop dat het anders moest met de zuivelbereiding.(73)Het was de hoogste tijd deze achterstand op het buitenland in te halen; wetenschap, overheid en bedrijfsleven werden hierin alle drie betrokken. Met de Deense machines en methoden van kennisoverdracht als voorbeeld, zetten vertegenwoordigers van deze belangengroepen en instanties een infrastructuur op om een nieuw [[begrippenlijst#Kennisregime|kennisregime]] in de zuivelsector te vestigen.(74)Naast vakbladen richtten ze rond 1900 een uitgebreid stelsel op van verenigingen, opleidingen, scholen en proefstations. Zo werd te Hoorn in 1889 een proefstation gevestigd.(75)In Bolsward kwam in 1904 een Rijkszuivelschool tot stand met diverse opleidingen.(76)Vele afgestudeerden van deze school werden directeur van een zuivelfabriek. Vanaf 1906 kwamen ‘zuivel[[begrippenlijst#consulent| | ||
consulenten]]’ cursussen geven aan veeboeren en zuivelbereiders en er verschenen leerboeken. De rijksoverheid verleende de consulenten vanaf 1912 de positie van rijksambtenaar, waarmee ze het nationale belang van hun werk onderstreepte. Bedrijf, overheid en wetenschap raakten op deze manier binnen en buiten de keten met elkaar bekend en vervlochten. | consulenten]]’ cursussen geven aan veeboeren en zuivelbereiders en er verschenen leerboeken. De rijksoverheid verleende de consulenten vanaf 1912 de positie van rijksambtenaar, waarmee ze het nationale belang van hun werk onderstreepte. Bedrijf, overheid en wetenschap raakten op deze manier binnen en buiten de keten met elkaar bekend en vervlochten. | ||
− | Kennis over hygiëne, bederf en vervalsing drong in meerdere branches van de verwerkende agrarische industrie door van laag tot hoog. Organisch-chemische wetenschappelijke kennis, inclusief [[begrippenlijst#Laboratorium|laboratorium]]onderzoek binnen de bedrijven, werd rond 1900 toegepast binnen de bierbrouwerijen, de graan-, meel- en broodfabrieken, de margarine-industrie en de gistfabrieken en leidde binnen deze bedrijfstakken tot innovaties.(77)Er ontstond daarnaast een markt voor particuliere laboratoria, die zich bezig hielden met onderzoek naar drinkwater en levensmiddelen zoals melk, kaas, boter en vlees.(78)De algemene trend was om in toenemende mate gebruik te maken van wetenschappelijke kennis om de problemen rond hygiëne, bederf en vervalsing op te lossen. Er ontstond een nieuwe kennisinfrastructuur. De in 1876 gevestigde Rijkslandbouwschool in Wageningen richtte zich in haar streven naar academisering op een breed scala aan vakken, waaronder zuivelbereiding. De studenten waren afkomstig uit gegoede (boeren)families en behoorden tot de eerste academici binnen de voedingsmiddelenbedrijven in Nederland en de koloniën.(79)De verspreiding binnen en buiten de voedingsmiddelenketen van kleine laboratoria en proefstations leidde tot een systematische waarneming van de samenstelling van en de veranderingen in de plantaardige en dierlijke grondstoffen na oogst en bewerking. Deze analyses waren gericht op problemen van productie, opslag en vervoer over langere afstand. | + | Kennis over hygiëne, bederf en vervalsing drong in meerdere branches van de verwerkende agrarische industrie door van laag tot hoog. Organisch-chemische wetenschappelijke kennis, inclusief [[begrippenlijst#Laboratorium|laboratorium]]onderzoek binnen de bedrijven, werd rond 1900 toegepast binnen de bierbrouwerijen, de graan-, meel- en broodfabrieken, de margarine-industrie en de gistfabrieken en leidde binnen deze bedrijfstakken tot innovaties.(77)Er ontstond daarnaast een markt voor particuliere laboratoria, die zich bezig hielden met onderzoek naar drinkwater en levensmiddelen zoals melk, kaas, boter en vlees.(78)De algemene trend was om in toenemende mate gebruik te maken van wetenschappelijke kennis om de problemen rond hygiëne, bederf en vervalsing op te lossen. Er ontstond een [[Wetenschap en de definitie van kwaliteit|'''nieuwe kennisinfrastructuur''']]. De in 1876 gevestigde Rijkslandbouwschool in Wageningen richtte zich in haar streven naar academisering op een breed scala aan vakken, waaronder zuivelbereiding. De studenten waren afkomstig uit gegoede (boeren)families en behoorden tot de eerste academici binnen de voedingsmiddelenbedrijven in Nederland en de koloniën.(79)De verspreiding binnen en buiten de voedingsmiddelenketen van kleine laboratoria en proefstations leidde tot een systematische waarneming van de samenstelling van en de veranderingen in de plantaardige en dierlijke grondstoffen na oogst en bewerking. Deze analyses waren gericht op problemen van productie, opslag en vervoer over langere afstand. |