Melkfles versus melkpak

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 15: Regel 15:
 
De coöperatieve Federatie van Nederlandse Zuivelfabrikanten (FNZ) - die zich ook wel Koninklijke Nederlandse Zuivelbond noemde - reageerde voorzichtig en richtte een Commissie voor Melk in Papierverpakking op, die van 1955 tot 1957 uitvoerig onderzoek deed naar de marktkansen van de papieren melkverpakking. Op basis van een door de marktonderzoekers geconstrueerd beeld van de consument - ‘de huisvrouw’ - concludeerde de FNZ dat er nogal wat bezwaren aan de papieren melkverpakking kleefden. Zo zou de paraffinelaag aan de binnenkant van papieren verpakkingen kunnen afbrokkelen, liep de smaak van in papier verpakte melk terug bij hogere temperaturen, bestond gevaar voor lekken, was de inhoud niet zichtbaar en was het openen van een melkpak niet eenvoudig. Bovendien concludeerde de commissie dat de Nederlandse huisvrouw geen profijt zou hebben van het lagere gewicht en het transportgemak van de pakkenmelk omdat zij met het bestaande systeem van de huis-aan-huisbezorging haar melk immers thuisbezorgd kreeg ongeacht de soort melkverpakking.[[Noten TIN20-3-H7#7-45|<sup>[45]</sup>]] Uit een ‘veldtest’ bleek dat huisvrouwen de pakkenmelk niet kochten omdat ze duurder was (2 tot 5 cent) dan flessenmelk en ze moesten wennen aan het openen van de pakken alsmede het uitschenken en het bewaren van de melk. [[Afbeelding:05_G357_V_7_5.JPG|thumb|left|450px|Om pakkenmelk in de jaren vijftig uit te proberen werd dit o.a. afgezet op scholen, sportmanifestaties en recreatieve evementen.]] Volgens de coöperatieve zuivelindustrie had het papieren melkpak pas op de middellange termijn serieuze marktkansen. Het Nederlands Verpakkings Centrum stelde in 1959: ‘Men is er desondanks van overtuigd, dat er een toekomst voor papier is en dat er t.z.t. melk in papier verpakt zal komen, doch voorlopig is de Nederlandse consument er niet rijp voor. Over 5 à 10 jaar wellicht wel.’[[Noten TIN20-3-H7#7-46|<sup>[46]</sup>]] Huisvrouwenverenigingen en voorlichtingsinstituten besteedden desondanks veel aandacht aan de Rotterdamse melkpakexperimenten, net als damesbladen en vrouwenrubrieken van dagbladen. Voeding en de verpakking van voeding werden in de jaren vijftig gezien als onderwerpen bij uitstek voor huisvrouwen; organisaties als de Nederlandse Huishoudraad wilden dan ook worden betrokken bij de ontwikkeling en de diffusie van het papieren melkpak. In 1958 namen het Nederlands Verpakkings Centrum en de Nederlandse Huishoudraad het initiatief tot de oprichting van de gezamenlijke commissie ‘Huisvrouw en Verpakking’, waarin ook vertegenwoordigers van de papier- en verpakkingsindustrie (Mopavi, Bührmann, Thomassen & Drijver, Vereenigde Glasfabrieken), TNO (Werkgroep voor Gelaagde en Gedekte Verpakkingsmaterialen), voedingsonderzoek (Centraal Instituut voor Voedselonderzoek, Instituut voor Bewaring en Verwerking van Tuinbouwproducten) en van de Nederlandse huisvrouwen (vertegenwoordigd door het warenhuis ‘De Bijenkorf’, de AVRO en de NCRV) zaten. Binnen de commissie ‘Huisvrouw en Verpakking’ en haar subcommissie ‘Melkverpakking’[[Noten TIN20-3-H7#7-47|<sup>[47]</sup>]] werd onderhandeld over de vormgeving van het nieuwe product, het gebruik en de gebruiker ervan. De coöperatieve zuivelindustrie - vanwege nog niet terugverdiende investeringen in het melkflessensysteem en op basis van het FNZ-melkpakonderzoek - vond de papieren melkverpakking te duur en onhandig in het gebruik. De papierindustrie benadrukte daarentegen dat de huisvrouw voordeel zou hebben van het geringere gewicht en het gemak van pakkenmelk en dat de productie ervan geen problemen zou opleveren. Voedingskundigen hoopten dat het melkpak vrouwen ertoe zou aanzetten om meer melk te kopen en hun gezinsleden meer melk te laten drinken. ‘Zij wordt er immers genoeg op gewezen, dat een bepaalde hoeveelheid melk per dag voor ieder gezinslid op de een of andere manier in haar menu verwerkt moet worden.’[[Noten TIN20-3-H7#7-48|<sup>[48]</sup>]] Volgens de Nederlandse Huishoudraad had de huisvrouw echter vooral belang bij een goede melkbezorging en melkopslagfaciliteiten in huis en voorzag de bestaande huis-aan-huisbezorging in haar behoefte. Uit dien hoofde was er dus geen behoefte aan een nieuwe papieren melkverpakking. De Huishoudraad voorspelde dat huisvrouwen niet zouden overstappen op pakkenmelk. Uit eigen onderzoek bleek dat veel huisvrouwen bij pakkenmelk na enkele dagen een papiersmaak proefden.[[Noten TIN20-3-H7#7-49|<sup>[49]</sup>]] Een enquête van de glasfabrikanten bevestigde het beeld dat de Nederlandse huisvrouw grote gebruiksproblemen had met de papieren melkverpakking. Ook de glasfabrikanten wezen erop dat bij de bestaande huis-aan-huisbezorging huisvrouwen geen enkel voordeel zouden hebben van nieuwe melkverpakking.[[Noten TIN20-3-H7#7-50|<sup>[50]</sup>]]  
 
De coöperatieve Federatie van Nederlandse Zuivelfabrikanten (FNZ) - die zich ook wel Koninklijke Nederlandse Zuivelbond noemde - reageerde voorzichtig en richtte een Commissie voor Melk in Papierverpakking op, die van 1955 tot 1957 uitvoerig onderzoek deed naar de marktkansen van de papieren melkverpakking. Op basis van een door de marktonderzoekers geconstrueerd beeld van de consument - ‘de huisvrouw’ - concludeerde de FNZ dat er nogal wat bezwaren aan de papieren melkverpakking kleefden. Zo zou de paraffinelaag aan de binnenkant van papieren verpakkingen kunnen afbrokkelen, liep de smaak van in papier verpakte melk terug bij hogere temperaturen, bestond gevaar voor lekken, was de inhoud niet zichtbaar en was het openen van een melkpak niet eenvoudig. Bovendien concludeerde de commissie dat de Nederlandse huisvrouw geen profijt zou hebben van het lagere gewicht en het transportgemak van de pakkenmelk omdat zij met het bestaande systeem van de huis-aan-huisbezorging haar melk immers thuisbezorgd kreeg ongeacht de soort melkverpakking.[[Noten TIN20-3-H7#7-45|<sup>[45]</sup>]] Uit een ‘veldtest’ bleek dat huisvrouwen de pakkenmelk niet kochten omdat ze duurder was (2 tot 5 cent) dan flessenmelk en ze moesten wennen aan het openen van de pakken alsmede het uitschenken en het bewaren van de melk. [[Afbeelding:05_G357_V_7_5.JPG|thumb|left|450px|Om pakkenmelk in de jaren vijftig uit te proberen werd dit o.a. afgezet op scholen, sportmanifestaties en recreatieve evementen.]] Volgens de coöperatieve zuivelindustrie had het papieren melkpak pas op de middellange termijn serieuze marktkansen. Het Nederlands Verpakkings Centrum stelde in 1959: ‘Men is er desondanks van overtuigd, dat er een toekomst voor papier is en dat er t.z.t. melk in papier verpakt zal komen, doch voorlopig is de Nederlandse consument er niet rijp voor. Over 5 à 10 jaar wellicht wel.’[[Noten TIN20-3-H7#7-46|<sup>[46]</sup>]] Huisvrouwenverenigingen en voorlichtingsinstituten besteedden desondanks veel aandacht aan de Rotterdamse melkpakexperimenten, net als damesbladen en vrouwenrubrieken van dagbladen. Voeding en de verpakking van voeding werden in de jaren vijftig gezien als onderwerpen bij uitstek voor huisvrouwen; organisaties als de Nederlandse Huishoudraad wilden dan ook worden betrokken bij de ontwikkeling en de diffusie van het papieren melkpak. In 1958 namen het Nederlands Verpakkings Centrum en de Nederlandse Huishoudraad het initiatief tot de oprichting van de gezamenlijke commissie ‘Huisvrouw en Verpakking’, waarin ook vertegenwoordigers van de papier- en verpakkingsindustrie (Mopavi, Bührmann, Thomassen & Drijver, Vereenigde Glasfabrieken), TNO (Werkgroep voor Gelaagde en Gedekte Verpakkingsmaterialen), voedingsonderzoek (Centraal Instituut voor Voedselonderzoek, Instituut voor Bewaring en Verwerking van Tuinbouwproducten) en van de Nederlandse huisvrouwen (vertegenwoordigd door het warenhuis ‘De Bijenkorf’, de AVRO en de NCRV) zaten. Binnen de commissie ‘Huisvrouw en Verpakking’ en haar subcommissie ‘Melkverpakking’[[Noten TIN20-3-H7#7-47|<sup>[47]</sup>]] werd onderhandeld over de vormgeving van het nieuwe product, het gebruik en de gebruiker ervan. De coöperatieve zuivelindustrie - vanwege nog niet terugverdiende investeringen in het melkflessensysteem en op basis van het FNZ-melkpakonderzoek - vond de papieren melkverpakking te duur en onhandig in het gebruik. De papierindustrie benadrukte daarentegen dat de huisvrouw voordeel zou hebben van het geringere gewicht en het gemak van pakkenmelk en dat de productie ervan geen problemen zou opleveren. Voedingskundigen hoopten dat het melkpak vrouwen ertoe zou aanzetten om meer melk te kopen en hun gezinsleden meer melk te laten drinken. ‘Zij wordt er immers genoeg op gewezen, dat een bepaalde hoeveelheid melk per dag voor ieder gezinslid op de een of andere manier in haar menu verwerkt moet worden.’[[Noten TIN20-3-H7#7-48|<sup>[48]</sup>]] Volgens de Nederlandse Huishoudraad had de huisvrouw echter vooral belang bij een goede melkbezorging en melkopslagfaciliteiten in huis en voorzag de bestaande huis-aan-huisbezorging in haar behoefte. Uit dien hoofde was er dus geen behoefte aan een nieuwe papieren melkverpakking. De Huishoudraad voorspelde dat huisvrouwen niet zouden overstappen op pakkenmelk. Uit eigen onderzoek bleek dat veel huisvrouwen bij pakkenmelk na enkele dagen een papiersmaak proefden.[[Noten TIN20-3-H7#7-49|<sup>[49]</sup>]] Een enquête van de glasfabrikanten bevestigde het beeld dat de Nederlandse huisvrouw grote gebruiksproblemen had met de papieren melkverpakking. Ook de glasfabrikanten wezen erop dat bij de bestaande huis-aan-huisbezorging huisvrouwen geen enkel voordeel zouden hebben van nieuwe melkverpakking.[[Noten TIN20-3-H7#7-50|<sup>[50]</sup>]]  
 
Afgezien van de papierindustrie waren alle betrokkenen het erover eens dat - in elk geval op korte termijn - de verkoop van in papier verpakte melk geen succes zou worden. De praktijk leek hen gelijk te geven; de experimenten in de grote steden verliepen niet hoopgevend. Het papieren melkpak was aanvankelijk vooral een nicheproduct in aanvulling op de in opmars zijnde flessenmelk. Een voorbeeld van een dergelijke niche was de schoolmelk. In 1957 ging melkinrichting Mariëndaal te Apeldoorn over tot de introductie van schoolmelk in papieren verpakking om verlost te zijn van het bewerkelijke retoursysteem en de flessenreiniging.[[Noten TIN20-3-H7#7-51|<sup>[51]</sup>]] Andere belangrijke niches waren sportmanifestaties, sportkantines, kazernekantines, tentoonstellingen, recreatie (strand), (spoor- en weg)vervoer en evenementen zoals de vierdaagse te Nijmegen, waar eenmalige ‘wegwerpverpakkingen’ goede arbeidsbesparende diensten leverden. Vanaf 1957 werden deze niches in toenemende mate bruggenhoofden voor de maatschappelijke diffusie van het papieren melkpak.
 
Afgezien van de papierindustrie waren alle betrokkenen het erover eens dat - in elk geval op korte termijn - de verkoop van in papier verpakte melk geen succes zou worden. De praktijk leek hen gelijk te geven; de experimenten in de grote steden verliepen niet hoopgevend. Het papieren melkpak was aanvankelijk vooral een nicheproduct in aanvulling op de in opmars zijnde flessenmelk. Een voorbeeld van een dergelijke niche was de schoolmelk. In 1957 ging melkinrichting Mariëndaal te Apeldoorn over tot de introductie van schoolmelk in papieren verpakking om verlost te zijn van het bewerkelijke retoursysteem en de flessenreiniging.[[Noten TIN20-3-H7#7-51|<sup>[51]</sup>]] Andere belangrijke niches waren sportmanifestaties, sportkantines, kazernekantines, tentoonstellingen, recreatie (strand), (spoor- en weg)vervoer en evenementen zoals de vierdaagse te Nijmegen, waar eenmalige ‘wegwerpverpakkingen’ goede arbeidsbesparende diensten leverden. Vanaf 1957 werden deze niches in toenemende mate bruggenhoofden voor de maatschappelijke diffusie van het papieren melkpak.
Het melkpak kreeg bovendien de steun van minister van Landbouw S. Mansholt. Een vakblad berichtte: ‘Enkele maanden geleden heeft minister Mansholt bij de opening van een fabriek voor verpakkingsmateriaal de verkoop van losse melk verouderd genoemd. Ook betoogde hij bij deze gelegenheid dat langs de weg van de papieren melkverpakking tot een goedkopere productie kan worden gekomen, mits het gehele distributiesysteem aan deze verpakking wordt aangepast. De minister wees er in dit verband op dat de verkoop van in papier verpakte melk geen bijzondere vakkennis vereist, zodat het aantal verkoopplaatsen zou kunnen worden uitgebreid.’  Mansholt was een voorstander van [[begrippenlijst#Liberalisering|
+
Het melkpak kreeg bovendien de steun van minister van Landbouw S. Mansholt. Een vakblad berichtte: ‘Enkele maanden geleden heeft minister Mansholt bij de opening van een fabriek voor verpakkingsmateriaal de verkoop van losse melk verouderd genoemd. Ook betoogde hij bij deze gelegenheid dat langs de weg van de papieren melkverpakking tot een goedkopere productie kan worden gekomen, mits het gehele distributiesysteem aan deze verpakking wordt aangepast. De minister wees er in dit verband op dat de verkoop van in papier verpakte melk geen bijzondere vakkennis vereist, zodat het aantal verkoopplaatsen zou kunnen worden uitgebreid.’[[Noten TIN20-3-H7#7-52|<sup>[52]</sup>]] Mansholt was een voorstander van [[begrippenlijst#Liberalisering|
 
liberalisering]] binnen de detailhandel, waarbij naast ‘erkende zuivelhandelaren’ ook kruideniers verpakte melk zouden mogen gaan verkopen. De liberalisering van de detailhandel, inclusief de huis-aan-huisbezorging, was een belangrijke politieke en economische kwestie in de jaren vijftig en zestig.
 
liberalisering]] binnen de detailhandel, waarbij naast ‘erkende zuivelhandelaren’ ook kruideniers verpakte melk zouden mogen gaan verkopen. De liberalisering van de detailhandel, inclusief de huis-aan-huisbezorging, was een belangrijke politieke en economische kwestie in de jaren vijftig en zestig.

Versie op 5 sep 2007 11:38