Botervervalsing

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 13: Regel 13:
  
  
Toch was dit nog maar kinderspel vergeleken met de mogelijkheden die zich voordeden, en ook ten volle benut werden, toen vanaf 1870-1871 de margarine haar intrede deed. Weliswaar deed dit niet veel af aan de kwaliteit van echte, [[begrippenlijst#Versnijden|onversneden]] eerste-keur boter uit Friesland, maar voor de reputatie van alles wat in botervaten uit Nederland werd aangevoerd, was het slecht. De eerste jaren na de uitvinding in 1869 door de Fransman H. Mège Mouriès was margarine niet meer dan een vettige substantie die niet zomaar te eten was. Het was in pure vorm absoluut geen concurrent voor boter: alleen wanneer er een hoeveelheid echte boter aan werd toegevoegd, ontstond er iets wat men in Engeland op de markt kon brengen. Nu was dat op zich niet zo'n probleem, zolang het voor de consument ook maar onmiskenbaar bleef dat hij geen echte boter kocht, maar [[Kunstboter de andere kant van de botermarkt|''''kunstboter'''']], [[De pioniers van de margarineindustrie|''''butterine'''']] of hoe het ook mocht heten. En juist dàt trachtten veel handelaren en het snel toenemend aantal 'kunstboterfabrikanten' in Nederland te verhullen. Veelzeggend is ook de mededeling in het Verslag van den Landbouw in Nederland uit 1873:
+
Toch was dit nog maar kinderspel vergeleken met de mogelijkheden die zich voordeden, en ook ten volle benut werden, toen vanaf 1870-1871 de margarine haar intrede deed. Weliswaar deed dit niet veel af aan de kwaliteit van echte, [[begrippenlijst#Versnijden|onversneden]] eerste-keur boter uit Friesland, maar voor de reputatie van alles wat in botervaten uit Nederland werd aangevoerd, was het slecht. De eerste jaren na de [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''uitvinding''']] in 1869 door de Fransman '''H. Mège Mouriès''' was margarine niet meer dan een vettige substantie die niet zomaar te eten was. Het was in pure vorm absoluut geen concurrent voor boter: alleen wanneer er een hoeveelheid echte boter aan werd toegevoegd, ontstond er iets wat men in Engeland op de markt kon brengen.  
  
'De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te [[De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh|Oss]], is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier [[Zuivel in Zuid Nederland|'''Noordbrabantsche boter''']] uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noordbrabantsche fabrieken'.[[Noten TIN19-1-H4#4-6|<sup>[6]</sup>]]  
+
Nu was dat op zich niet zo'n probleem, zolang het voor de consument ook maar onmiskenbaar bleef dat hij geen echte boter kocht, maar 'kunstboter', [[De pioniers van de margarineindustrie|''''butterine'''']] of hoe het ook mocht heten. En juist dàt trachtten veel handelaren en het snel toenemend aantal 'kunstboterfabrikanten' in Nederland te verhullen. Veelzeggend is ook de mededeling in het Verslag van den Landbouw in Nederland uit 1873:
 +
 
 +
'De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te [[De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh|Oss, is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier [[Zuivel in Zuid Nederland|'''Noordbrabantsche boter''']] uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noordbrabantsche fabrieken'.[[Noten TIN19-1-H4#4-6|<sup>[6]</sup>]]  
 
[[Afbeelding:Botermouten_karnemelk_uit_boter_weg.jpg|thumb|360px|left|De karnemelk wordt uit de boter verwijderd]]
 
[[Afbeelding:Botermouten_karnemelk_uit_boter_weg.jpg|thumb|360px|left|De karnemelk wordt uit de boter verwijderd]]
In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren Anton Jurgens en Simon van den Bergh sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten. In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhandelaar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met [[begrippenlijst#Versnijden|versneden]] boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel.[[Noten TIN19-1-H4#4-7|<sup>[7]</sup>]]  In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: 'Der Verpackungsraum einer grossen holländischen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbutterverpackung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.' Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten 'und natürlich fehlen auch die beliebtesten holländischen Marken in ihren charakteristischen Fässchen nicht.'[[Noten TIN19-1-H4#4-8|<sup>[8]</sup>]] Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothandel aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boterprijs, maar de detaillist zag in de lagere prijs een extra winstmarge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland.
+
 
 +
In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren [[De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh|'''Anton Jurgens en Simon van den Bergh''']] sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten.  
 +
 
 +
In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhandelaar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met [[begrippenlijst#Versnijden|versneden]] boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel.[[Noten TIN19-1-H4#4-7|<sup>[7]</sup>]]   
 +
 
 +
In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: 'Der Verpackungsraum einer grossen holländischen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbutterverpackung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.' Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten 'und natürlich fehlen auch die beliebtesten holländischen Marken in ihren charakteristischen Fässchen nicht.'[[Noten TIN19-1-H4#4-8|<sup>[8]</sup>]]  
 +
 
 +
Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothandel aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boterprijs, maar de detaillist zag in de lagere prijs een extra winstmarge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland.
 +
 
 
Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Nederlandse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat [[Kunstboter de andere kant van de botermarkt|''''kunstboter'''']] geen werkelijke concurrent was voor natuurboter.
 
Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Nederlandse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat [[Kunstboter de andere kant van de botermarkt|''''kunstboter'''']] geen werkelijke concurrent was voor natuurboter.
  
 
'Voordat de kunstboter in Nederland bekend was, was de natuurboter in honderdduizenden huisgezinnen van de lagere klasse niet slechts een weelde-artikel, maar een artikel dat bijna nooit door de huisgenooten geproefd werd. Meestal werd er een onsje of een half onsje boter per week voor den vader alleen gekocht, omdat deze in de werkplaats in tegenwoordigheid van de andere werklieden toch moeilijk een boterham met stroop eten kon. (...) Aan de margarine-boter danken wij het, dat nu de lagere volksklasse de boterham ten minste kan besmeren met een produkt, dat wel is waar eene kleine hoeveelheid natuurboter bevat, maar overigens, zoo als door deskundigen en scheikundigen meermalen is geconstateerd, zeer voedzaam is en minstens even goed verteerbaar als zuivere natuurboter.'[[Noten TIN19-1-H4#4-9|<sup>[9]</sup>]]  
 
'Voordat de kunstboter in Nederland bekend was, was de natuurboter in honderdduizenden huisgezinnen van de lagere klasse niet slechts een weelde-artikel, maar een artikel dat bijna nooit door de huisgenooten geproefd werd. Meestal werd er een onsje of een half onsje boter per week voor den vader alleen gekocht, omdat deze in de werkplaats in tegenwoordigheid van de andere werklieden toch moeilijk een boterham met stroop eten kon. (...) Aan de margarine-boter danken wij het, dat nu de lagere volksklasse de boterham ten minste kan besmeren met een produkt, dat wel is waar eene kleine hoeveelheid natuurboter bevat, maar overigens, zoo als door deskundigen en scheikundigen meermalen is geconstateerd, zeer voedzaam is en minstens even goed verteerbaar als zuivere natuurboter.'[[Noten TIN19-1-H4#4-9|<sup>[9]</sup>]]  
  
Het parlement boog zich over het punt dat margarine of 'mengboter' werd verkocht terwijl niet heel duidelijk was dat het geen 100% natuurboter betrof. De handel in die kunstboter was in de jaren '80 'geheel ingericht op bedrog, op den toeleg om de namaak voor het origineel te doen doorgaan. Bij de fabricage bootsen reeds de fabrikanten zooveel mogelijk smaak en kleur van boter na; bij de verpakking bezigt men bij voorkeur den vorm van kluiten en vaatjes, voor de natuurboter vanouds in zwang; bij het [[begrippenlijst#Uitventen|uitventen]] steekt men de [[begrippenlijst#Colporteur|colporteurs]] vaak in een boeren- of boerinnenpak, om het publiek toch maar in den waan te brengen, dat die lieden boter verkoopen.'[[Noten TIN19-1-H4#4-10|<sup>[10]</sup>]]  
+
Het parlement boog zich over het punt dat margarine of 'mengboter' werd verkocht terwijl niet heel duidelijk was dat het geen 100% natuurboter betrof. De handel in die kunstboter was in de jaren '80 'geheel ingericht op bedrog, op den toeleg om de namaak voor het origineel te doen doorgaan. Bij de fabricage bootsen reeds de fabrikanten zooveel mogelijk smaak en kleur van boter na; bij de verpakking bezigt men bij voorkeur den vorm van kluiten en vaatjes, voor de natuurboter vanouds in zwang; bij het [[begrippenlijst#Uitventen|uitventen]] steekt men de [[begrippenlijst#Colporteren|colporteurs]] vaak in een boeren- of boerinnenpak, om het publiek toch maar in den waan te brengen, dat die lieden boter verkoopen.'[[Noten TIN19-1-H4#4-10|<sup>[10]</sup>]]
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw nam in 1885 het initiatief tot de oprichting van de Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in de boterhandel. Binnen een jaar hadden zich hierbij ruim 900 boterbereiders en bona fide boterhandelaren aangesloten. Eén van haar doelen was 'te streven naar het verkrijgen van doelmatige wetten en verordeningen', wat inderdaad succes leek te hebben toen de regering op aandrang van de vereniging in 1886 een speciale commissie instelde. Het rapport van die commissie vormde de basis voor een wetsontwerp in 1888 en de eerste Boterwet van 23 juli 1889 (Staatsblad 82), 'houdende bepalingen tot voorkoming van bedrog in den boterhandel.'  [[Afbeelding:Tabel_4,2.jpg|thumb|330px|left]]
+
Weliswaar was, bij gebrek aan effectieve controle, deze wet bij lange na niet voldoende om het tij te keren, maar in de volgende jaren ging de overheid voort in de ingeslagen richting. In nieuwe wetten en regelingen[[Noten TIN19-1-H4#4-11|<sup>[11]</sup>]]  werd duidelijker omschreven aan welke criteria boter moest voldoen om als zodanig te worden verkocht, en hoe op de naleving van die voorschriften zou worden toegezien.[[Noten TIN19-1-H4#4-12|<sup>[12]</sup>]]  
+
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw nam in 1885 het initiatief tot de oprichting van de Vereeniging tot [[Knoeierijen in de boterhandel|'''bestrijding van knoeierijen in de boterhandel''']]. Binnen een jaar hadden zich hierbij ruim 900 boterbereiders en bona fide boterhandelaren aangesloten. Eén van haar doelen was 'te streven naar het verkrijgen van doelmatige wetten en verordeningen', wat inderdaad succes leek te hebben toen de regering op aandrang van de vereniging in 1886 een speciale commissie instelde. Het rapport van die commissie vormde de basis voor een wetsontwerp in 1888 en de eerste [[de Boterwet van 1889|'''Boterwet''']] van 23 juli 1889 (Staatsblad 82), 'houdende bepalingen tot voorkoming van bedrog in den boterhandel.'   
Met de wet van 30 september 1893 ontstond de mogelijkheid om een gedepo¬neerd merk internationaal beschermd te krijgen. Voor individuele botermakers waren de administratieve beslommeringen, de controle op inbreuk en de daarmee gepaard gaande kosten een onoverkomelijke hinderpaal om een eigen handelsmerk te deponeren. Als zij dat echter collectief zouden doen, wogen zulke nadelen minder zwaar. Vandaar dat de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland in 1895 het garantiemerk 'Nedraw' liet vastleggen in Nederland en verschillende exportlanden.[[Noten TIN19-1-H4#4-13|<sup>[13]</sup>]]  
+
 
Niettemin was Nederland, en Friesland in het bijzonder, aan het einde van de negentiende eeuw zijn marktpositie op de Engelse botermarkt definitief kwijtgeraakt aan Denemarken. Daar was voor in de plaats gekomen een comfortabele positie als leverancier van margarine, zoals Tabel 4.2 laat zien.
+
[[Afbeelding:Tabel_4,2.jpg|thumb|300px|left]]
 +
 
 +
 
 +
 
 +
Weliswaar was, bij gebrek aan effectieve controle, deze wet bij lange na niet voldoende om het tij te keren, maar in de volgende jaren ging de overheid voort in de ingeslagen richting. In nieuwe wetten en regelingen[[Noten TIN19-1-H4#4-11|<sup>[11]</sup>]]   
 +
werd duidelijker omschreven aan welke criteria boter moest voldoen om als zodanig te worden verkocht, en hoe op de naleving van die voorschriften zou worden toegezien.[[Noten TIN19-1-H4#4-12|<sup>[12]</sup>]]  
 +
 
 +
 
 +
Met de wet van 30 september 1893 ontstond de mogelijkheid om een gedeponeerd merk [[Boterwetten in internationaal perspectief|'''internationaal beschermd''']] te krijgen. Voor individuele botermakers waren de administratieve beslommeringen, de controle op inbreuk en de daarmee gepaard gaande kosten een onoverkomelijke hinderpaal om een eigen handelsmerk te deponeren. Als zij dat echter collectief zouden doen, wogen zulke nadelen minder zwaar. Vandaar dat de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland in 1895 het garantiemerk 'Nedraw' liet vastleggen in Nederland en verschillende exportlanden.[[Noten TIN19-1-H4#4-13|<sup>[13]</sup>]]
 +
 +
Niettemin was Nederland, en Friesland in het bijzonder, aan het einde van de negentiende eeuw zijn marktpositie op de Engelse botermarkt definitief kwijtgeraakt aan [[Ontwikkelingen in Denemarken|'''Denemarken''']]. Daar was voor in de plaats gekomen een comfortabele positie als leverancier van margarine, zoals Tabel 4.2 laat zien.

Huidige versie van 22 apr 2008 om 10:51