Controle op de melkkwaliteit

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 29: Regel 29:
  
  
Ook na 1950 stond de kwaliteit en het vetgehalte van de melk in de belangstelling. De vraag die de zuivelindustrie in het midden van de jaren vijftig bezighield, was of de controles moesten gebeuren door zuivelfabrieken of door onpartijdige instanties als de melkcontrolestations en of de controle op vrijwillige basis of volgens overheidsvoorschriften diende te gebeuren. De instelling van de Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne in 1957 maakte een einde aan deze discussie. In elke [[Zuivel in Zuid Nederland|'''provincie werden Regionale Organen voor Melkhygiëne opgericht''']], die bindende voorschriften konden uitvaardigen en belast werden met het toezicht.[[Noten TIN20-3-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]]  
+
Ook na 1950 stond de kwaliteit en het vetgehalte van de melk in de belangstelling. De vraag die de zuivelindustrie in het midden van de jaren vijftig bezighield, was of de controles moesten gebeuren door zuivelfabrieken of door onpartijdige instanties als de melkcontrolestations en of de controle op vrijwillige basis of volgens overheidsvoorschriften diende te gebeuren. De instelling van de Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne in 1957 maakte een einde aan deze discussie. In elke provincie werden Regionale Organen voor Melkhygiëne opgericht, die bindende voorschriften konden uitvaardigen en belast werden met het toezicht.[[Noten TIN20-3-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]]  
 
De indiening in 1968 van de ontwerp-Landbouwkwaliteitswet regelde de betaling aan boeren op basis van de bacteriologische kwaliteit van de melk die ze aan zuivelfabrieken leverden.[[Noten TIN20-3-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]   
 
De indiening in 1968 van de ontwerp-Landbouwkwaliteitswet regelde de betaling aan boeren op basis van de bacteriologische kwaliteit van de melk die ze aan zuivelfabrieken leverden.[[Noten TIN20-3-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]   
  

Versie op 14 apr 2008 16:46