De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 18: Regel 18:
 
Het besluit om een ‘toerbond’ te worden, was in 1898 genomen, tegelijkertijd met de afwijzing van het wedstrijdrijden, en had tot een crisis in de bond geleid. De aard van deze crisis werpt een verhelderend licht op het wereldbeeld van de vroege ANWB-bestuurders. Het sleutelwoord voor het begrijpen van de identiteit van de Touring Clubs was namelijk ‘amateurisme’ (in de letterlijke betekenis van ‘liefhebberij’). Daarom vormde de overal in Europa opkomende commercie rond het wielrennen in deze vroege fase de eerste belangrijke [[Begrippenlijst#Lakmoesproef|lakmoesproef]] voor deze organisaties.  
 
Het besluit om een ‘toerbond’ te worden, was in 1898 genomen, tegelijkertijd met de afwijzing van het wedstrijdrijden, en had tot een crisis in de bond geleid. De aard van deze crisis werpt een verhelderend licht op het wereldbeeld van de vroege ANWB-bestuurders. Het sleutelwoord voor het begrijpen van de identiteit van de Touring Clubs was namelijk ‘amateurisme’ (in de letterlijke betekenis van ‘liefhebberij’). Daarom vormde de overal in Europa opkomende commercie rond het wielrennen in deze vroege fase de eerste belangrijke [[Begrippenlijst#Lakmoesproef|lakmoesproef]] voor deze organisaties.  
 
De crisis in het Nederlandse wielrennen in 1898 had dan ook aanvankelijk minder te maken met een verzet tegen het racen als zodanig (dat wil zeggen: tegen competitie en de prikkeling van hoge snelheid) als wel met de activiteiten van bookmakers en de dreigende invoering van de [[Begrippenlijst#Totalisator|totalisator]] [[Noten H3#3-19|<sup>[19]</sup>]].  Bij de bestuurders bestond de vrees dat het rijden om geldprijzen verkeerde hartstochten zou opwekken. Wielrennen zou de primaire burgerplicht, de arbeid, kunnen schaden, niet alleen fysiek, in de vorm van gebroken ledematen, maar ook moreel. Wat dit laatste betreft, was het bondsbestuur beducht voor het ontstaan van ‘een zekere onafhankelijkheid’, met name bij de arbeiders. Toen dan ook een Limburgse ANWB-bestuurder zich aan de commercie bleek te hebben bezondigd, brak binnen de ANWB een debat los over de noodzaak tot schorsing van de ‘commerciëlen’. Vooral voorzitter Bergsma verwees naar zijn maatschappelijke functie om zijn verzet toe te lichten ‘tegen machten die het volk slopen’. Weliswaar was het racen altijd een uitstekend propagandamiddel geweest, ook voor het toeren, en had de bond door zijn betrokkenheid bij het racen ook steeds de invloed van zijn zedelijkheidsideaal kunnen doen gelden, maar tegen de aanzwellende commercie bleek zelfs de ANWB niet opgewassen. Andere bestuursleden aarzelden om tot royement van de groep van opponenten over te gaan, omdat men het aandeel ervan onder de leden op 40% schatte en men bevreesd was voor een verdere verloedering van de racesport en de terugslag die dit op de propaganda voor het toeren zou hebben.
 
De crisis in het Nederlandse wielrennen in 1898 had dan ook aanvankelijk minder te maken met een verzet tegen het racen als zodanig (dat wil zeggen: tegen competitie en de prikkeling van hoge snelheid) als wel met de activiteiten van bookmakers en de dreigende invoering van de [[Begrippenlijst#Totalisator|totalisator]] [[Noten H3#3-19|<sup>[19]</sup>]].  Bij de bestuurders bestond de vrees dat het rijden om geldprijzen verkeerde hartstochten zou opwekken. Wielrennen zou de primaire burgerplicht, de arbeid, kunnen schaden, niet alleen fysiek, in de vorm van gebroken ledematen, maar ook moreel. Wat dit laatste betreft, was het bondsbestuur beducht voor het ontstaan van ‘een zekere onafhankelijkheid’, met name bij de arbeiders. Toen dan ook een Limburgse ANWB-bestuurder zich aan de commercie bleek te hebben bezondigd, brak binnen de ANWB een debat los over de noodzaak tot schorsing van de ‘commerciëlen’. Vooral voorzitter Bergsma verwees naar zijn maatschappelijke functie om zijn verzet toe te lichten ‘tegen machten die het volk slopen’. Weliswaar was het racen altijd een uitstekend propagandamiddel geweest, ook voor het toeren, en had de bond door zijn betrokkenheid bij het racen ook steeds de invloed van zijn zedelijkheidsideaal kunnen doen gelden, maar tegen de aanzwellende commercie bleek zelfs de ANWB niet opgewassen. Andere bestuursleden aarzelden om tot royement van de groep van opponenten over te gaan, omdat men het aandeel ervan onder de leden op 40% schatte en men bevreesd was voor een verdere verloedering van de racesport en de terugslag die dit op de propaganda voor het toeren zou hebben.
[[Afbeelding:anwb_autokampioen_1935_europa.jpg|400px|thumb|left|Uit de Autokampioen van 12 januari 1935: De diverse routes naar de Rallye Monte Carlo 1935. De route zoeken als voortrekkers door streken waar geen zorgzame A.N.W.B. voor veilige wegwijzers heeft gezorgd.]] De ANWB besloot daarop een eigen racebond op te richten, maar de tegenstanders wisten van een vergelijkbaar [[Begrippenlijst#Antagonisme|antagonisme]] binnen de internationale wielrenbond gebruik te maken om de exclusieve licentie voor het organiseren van races te bemachtigen. Het betekende het einde van het wegwedstrijdwezen voor de ANWB, een verlies dat in de daaropvolgende twee decennia in de zelfbeeldvorming werd omgesmeed tot een algemene afwijzing van het racen tout court.
+
[[Afbeelding:anwb_autokampioen_1935_europa.jpg|400px|thumb|left|Uit de Autokampioen van 12 januari 1935: De diverse routes naar de Rallye Monte Carlo 1935. De route zoeken als voortrekkers door streken waar geen zorgzame A.N.W.B. voor veilige wegwijzers heeft gezorgd.]] De ANWB besloot daarop een eigen racebond op te richten, maar de tegenstanders wisten van een vergelijkbaar [[Begrippenlijst#Antagonisme|antagonisme]] binnen de internationale wielrenbond gebruik te maken om de exclusieve licentie voor het organiseren van races te bemachtigen. Het betekende het einde van het wegwedstrijdwezen voor de ANWB, een verlies dat in de daaropvolgende twee decennia in de zelfbeeldvorming werd omgesmeed tot een algemene afwijzing van het racen [[Begrippenlijst#Toutcourt|tout court]].
 
De gedwongen beperking tot het toeren legde de ANWB overigens geen windeieren: het opende het perspectief op een samenbundeling van allerlei toeristische activiteiten, inclusief die met de auto. Wat dat betreft, vormden de lotgevallen van de Engelse Cyclists Touring Club (CTC) een afschrikwekkend voorbeeld. Haar leden torpedeerden tot driemaal toe een bestuursvoorstel om ook automobilisten als lid toe te laten. Het clubblad Cyclists Touring Gazette werd daarop de spreekbuis van een fel anti-autosentiment. De daarop volgende leegloop van leden werd door de Touring Club de France (TCF) het eerst opgepikt als signaal om de bakens te verzetten: waar in Engeland de Automobile Association (AA) de toerfunctie annexeerde en de CTC verkommerde, groeide de TCF als nooit tevoren [[Noten H3#3-20|<sup>[20]</sup>]].  In de meeste Europese landen (ook in Frankrijk) kozen de nationale wielerclubs voor een anti-autohouding en zij zagen hun ledentallen fors teruglopen. De ANWB, daarentegen, volgde het Italiaanse model, waar al eerder voor de formule van een brede toeristenbond was gekozen; de Nederlandse club bekroonde deze ontwikkeling in 1905 met een naamswijziging [[Noten H3#3-21|<sup>[21]</sup>]].  Voortaan zou de bond door het leven gaan als ‘ANWB. Toeristenbond van Nederland’ [[Noten H3#3-22|<sup>[22]</sup>]].
 
De gedwongen beperking tot het toeren legde de ANWB overigens geen windeieren: het opende het perspectief op een samenbundeling van allerlei toeristische activiteiten, inclusief die met de auto. Wat dat betreft, vormden de lotgevallen van de Engelse Cyclists Touring Club (CTC) een afschrikwekkend voorbeeld. Haar leden torpedeerden tot driemaal toe een bestuursvoorstel om ook automobilisten als lid toe te laten. Het clubblad Cyclists Touring Gazette werd daarop de spreekbuis van een fel anti-autosentiment. De daarop volgende leegloop van leden werd door de Touring Club de France (TCF) het eerst opgepikt als signaal om de bakens te verzetten: waar in Engeland de Automobile Association (AA) de toerfunctie annexeerde en de CTC verkommerde, groeide de TCF als nooit tevoren [[Noten H3#3-20|<sup>[20]</sup>]].  In de meeste Europese landen (ook in Frankrijk) kozen de nationale wielerclubs voor een anti-autohouding en zij zagen hun ledentallen fors teruglopen. De ANWB, daarentegen, volgde het Italiaanse model, waar al eerder voor de formule van een brede toeristenbond was gekozen; de Nederlandse club bekroonde deze ontwikkeling in 1905 met een naamswijziging [[Noten H3#3-21|<sup>[21]</sup>]].  Voortaan zou de bond door het leven gaan als ‘ANWB. Toeristenbond van Nederland’ [[Noten H3#3-22|<sup>[22]</sup>]].

Versie op 13 jul 2006 13:50