De Arendploeg

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
Dankzij het onderzoek van J.M.G. van der Poel naar de verspreiding van de Arendploeg in Nederland, zijn we goed ingelicht over de geschiedenis van deze innovatie.[[Noten H2#2-49|<sup>[49]</sup>]] In grote lijnen verliep die als volgt. De boeren uit (onder meer) Groningen die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw naar Noord-Amerika emigreerden, berichtten vandaar over de nieuwe landbouwmachines waar ze kennis mee maakten. De Groninger boer C. Borgman maakte in 1850 een reis naar de Verenigde Staten - in de eerste plaats om familie te bezoeken - waarbij hij vooral geïnteresseerd raakte in de daar gebruikte Arendploeg. Deze ploeg was niet alleen veel lichter dan de traditionele Groninger ploegen, maar door zijn vorm (zie afbeelding) vroeg hij bovendien veel minder trekkracht en trok hij een betere voor. Op de terugtocht besloot Borgman een Arendploeg mee te nemen, die in New York werd aangeschaft.  [[afbeelding:TIN19_blz64.jpg|thumb|400px|left|De Arend-kleiploeg, 1854.]]
 
Dankzij het onderzoek van J.M.G. van der Poel naar de verspreiding van de Arendploeg in Nederland, zijn we goed ingelicht over de geschiedenis van deze innovatie.[[Noten H2#2-49|<sup>[49]</sup>]] In grote lijnen verliep die als volgt. De boeren uit (onder meer) Groningen die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw naar Noord-Amerika emigreerden, berichtten vandaar over de nieuwe landbouwmachines waar ze kennis mee maakten. De Groninger boer C. Borgman maakte in 1850 een reis naar de Verenigde Staten - in de eerste plaats om familie te bezoeken - waarbij hij vooral geïnteresseerd raakte in de daar gebruikte Arendploeg. Deze ploeg was niet alleen veel lichter dan de traditionele Groninger ploegen, maar door zijn vorm (zie afbeelding) vroeg hij bovendien veel minder trekkracht en trok hij een betere voor. Op de terugtocht besloot Borgman een Arendploeg mee te nemen, die in New York werd aangeschaft.  [[afbeelding:TIN19_blz64.jpg|thumb|400px|left|De Arend-kleiploeg, 1854.]]
 
De nieuwe ploeg was meteen een succes. Proeven uitgevoerd door prof. Van Hall van de Landhuishoudkundige School te Groningen, wezen uit dat de Arendploeg meer dan één-derde minder trekkracht nodig had dan de traditionele Groninger voetploeg.[[Noten H2#2-50|<sup>[50]</sup>]] Samen met G. Reinders uit Warffum besloot Borgman de ploeg uit de Verenigde Staten te gaan importeren. De belangstelling van de boeren in de omringende dorpen was zo groot, dat in amper twee jaar 170 ploegen werden ingevoerd.
 
De nieuwe ploeg was meteen een succes. Proeven uitgevoerd door prof. Van Hall van de Landhuishoudkundige School te Groningen, wezen uit dat de Arendploeg meer dan één-derde minder trekkracht nodig had dan de traditionele Groninger voetploeg.[[Noten H2#2-50|<sup>[50]</sup>]] Samen met G. Reinders uit Warffum besloot Borgman de ploeg uit de Verenigde Staten te gaan importeren. De belangstelling van de boeren in de omringende dorpen was zo groot, dat in amper twee jaar 170 ploegen werden ingevoerd.
De volgende fase in de verbreiding van de Arendploeg was, dat smeden, eerst in Groningen, op den duur ook elders, hem gingen namaken. Eenvoudig bleek dit niet, onder meer door de grote verschillen in produktietechniek tussen Amerikaanse landbouwwerktuigenfabrieken en Nederlandse smeden. In de Verenigde Staten werd de ploeg met behulp van matrijzen in serie geproduceerd, waardoor ze exact gelijk aan elkaar waren en onderdelen onderling uitwisselbaar waren. De smid op het (Groninger) platteland maakte elke ploeg apart; standaardisatie en serieproduktie waren nog onbekend.  
+
De volgende fase in de verbreiding van de Arendploeg was, dat smeden, eerst in Groningen, op den duur ook elders, hem gingen namaken. Eenvoudig bleek dit niet, onder meer door de grote verschillen in produktietechniek tussen Amerikaanse landbouwwerktuigenfabrieken en Nederlandse smeden. In de Verenigde Staten werd de ploeg met behulp van matrijzen in serie geproduceerd, waardoor ze exact gelijk aan elkaar waren en onderdelen onderling uitwisselbaar waren. De [[Zuivel in Zuid Nederland|'''smid''']] op het (Groninger) platteland maakte elke ploeg apart; standaardisatie en serieproduktie waren nog onbekend.  
 
Desalniettemin kwam de produktie van Arendploegen snel van de grond. Al in 1851 berichtte de ''Landbouwcourant'' dat 'den wagenmaker S. Noorda en den smid D.Ritsema te Ulrum' nagemaakte Arendploegen aanboden voor f 40 per stuk.[[Noten H2#2-51|<sup>[51]</sup>]] Volgens dezelfde bron kostte een ingevoerde ploeg inclusief vracht f 56, terwijl de prijs in New York f 27,50 was.[[Noten H2#2-52|<sup>[52]</sup>]] Het voordeel van produktie ter plekke was dat de ploeg kon worden aangepast aan de lokale grondsoort. De 'Beschrijving van den landbouw in het Hunsego' van P.Heidema en E.Dijkema uit 1860 vermeldde zelfs dat 'de hier gemaakte ploegen algemeen nog beter (voldoen), dan de uit Amerika ingevoerde. Zoo worden de ploegen voor zware klei- en oergronden aanmerkelijk zwaarder en sterker gemaakt, dan die, welke op zavellanden worden gebruikt, en wordt aan enkele ploegen ook een tweede kouter en huis (tweevoorhuis) gegeven, ten einde daarmede twee voren in eens te kunnen maken'.[[Noten H2#2-53|<sup>[53]</sup>]]
 
Desalniettemin kwam de produktie van Arendploegen snel van de grond. Al in 1851 berichtte de ''Landbouwcourant'' dat 'den wagenmaker S. Noorda en den smid D.Ritsema te Ulrum' nagemaakte Arendploegen aanboden voor f 40 per stuk.[[Noten H2#2-51|<sup>[51]</sup>]] Volgens dezelfde bron kostte een ingevoerde ploeg inclusief vracht f 56, terwijl de prijs in New York f 27,50 was.[[Noten H2#2-52|<sup>[52]</sup>]] Het voordeel van produktie ter plekke was dat de ploeg kon worden aangepast aan de lokale grondsoort. De 'Beschrijving van den landbouw in het Hunsego' van P.Heidema en E.Dijkema uit 1860 vermeldde zelfs dat 'de hier gemaakte ploegen algemeen nog beter (voldoen), dan de uit Amerika ingevoerde. Zoo worden de ploegen voor zware klei- en oergronden aanmerkelijk zwaarder en sterker gemaakt, dan die, welke op zavellanden worden gebruikt, en wordt aan enkele ploegen ook een tweede kouter en huis (tweevoorhuis) gegeven, ten einde daarmede twee voren in eens te kunnen maken'.[[Noten H2#2-53|<sup>[53]</sup>]]
 
In 1852 en 1853 werden in andere delen van het land door verschillende boeren en Maatschappijen van Landbouw proeven gedaan met de nieuwe ploeg. De Geldersche Maatschappij van Landbouw demonstreerde de ploeg bij bijeenkomsten op Het Loo en in Tiel. Enkele afdelingen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw beproefden eveneens de Arendploeg, maar gaven na enige tijd de voorkeur aan een 'gewijzigde Arendploeg' die was ontwikkeld door een smid in Rockanje. [[afbeelding:Diverse_ploegen.jpg|thumb|420px|right|Diverse ploegen in "Handboek voor den Nederlandsche landbouw en Veeteelt" deel I, 1877.]]
 
In 1852 en 1853 werden in andere delen van het land door verschillende boeren en Maatschappijen van Landbouw proeven gedaan met de nieuwe ploeg. De Geldersche Maatschappij van Landbouw demonstreerde de ploeg bij bijeenkomsten op Het Loo en in Tiel. Enkele afdelingen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw beproefden eveneens de Arendploeg, maar gaven na enige tijd de voorkeur aan een 'gewijzigde Arendploeg' die was ontwikkeld door een smid in Rockanje. [[afbeelding:Diverse_ploegen.jpg|thumb|420px|right|Diverse ploegen in "Handboek voor den Nederlandsche landbouw en Veeteelt" deel I, 1877.]]

Versie op 10 sep 2007 17:15