De accijnskwestie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 25: Regel 25:
 
Hier en in Brabant en Limburg werd veel licht bier voor de dagelijkse consumptie gebrouwen. De belastingheffing op de inhoud van de werkkuip was voor deze brouwers voordelig. In de kuip werd dan namelijk zoveel mogelijk [[begrippenlijst#Moutmeel|moutmeel]] gedaan, waarna er wel zes of zeven brouwsels van werden getrokken. De kwaliteit van de laatste brouwsels was meestal zeer matig.  
 
Hier en in Brabant en Limburg werd veel licht bier voor de dagelijkse consumptie gebrouwen. De belastingheffing op de inhoud van de werkkuip was voor deze brouwers voordelig. In de kuip werd dan namelijk zoveel mogelijk [[begrippenlijst#Moutmeel|moutmeel]] gedaan, waarna er wel zes of zeven brouwsels van werden getrokken. De kwaliteit van de laatste brouwsels was meestal zeer matig.  
  
Vooral in enkele grotere brouwerijen in het [[De opmars van de ondergisting|''westen'']] van het land werd met één of op zijn hoogst twee à drie brouwsels per brouwkuipvulling zwaarder bier gebrouwen, dat bijvoorbeeld in kwaliteit kon concurreren met het uit Duitsland en Engeland ingevoerde bier en dat ook geschikt was voor export naar de koloniën. Voor deze brouwers was de [[begrippenlijst#Accijnsheffing|accijnsheffing]] per brouwkuip in elk geval nadeliger dan voor hun zuidelijke collega's.
+
Vooral in enkele grotere brouwerijen in het [[De opmars van de ondergisting|''westen'']] van het land werd met één of op zijn hoogst twee à drie brouwsels per brouwkuipvulling zwaarder bier gebrouwen, dat bijvoorbeeld in kwaliteit kon concurreren met het uit [[Beieren zet de toon|'''Duitsland''']] en Engeland ingevoerde bier en dat ook geschikt was voor export naar de koloniën. Voor deze brouwers was de [[begrippenlijst#Accijnsheffing|accijnsheffing]] per brouwkuip in elk geval nadeliger dan voor hun zuidelijke collega's.
  
 
Een algemeen nadeel van de accijnswet van 1822[[Noten TIN19-1-H6#6-47|<sup>[47]</sup>]] was het grote aantal voorschriften en bepalingen waarmee het gehele brouwproces was omgeven. Als een brouwer met een nieuw brouwsel begon, moest hij dat de dag tevoren vóór een bepaalde tijd schriftelijk aan de belastingambtenaar melden. Hij diende in zijn brief precies de tijden aan te geven waarop elke volgende fase van het brouwen aanving en wanneer het werk zou worden beëindigd. Langer dan een bepaalde, van de omvang van de brouwkuip afhankelijke maximumtijd, mocht het gehele brouwproces niet duren. Van 1 april tot 1 oktober moest tussen vier en twaalf uur met brouwen worden begonnen. Van 1 oktober tot 1 april lagen die tijden op zes uur en twaalf uur.
 
Een algemeen nadeel van de accijnswet van 1822[[Noten TIN19-1-H6#6-47|<sup>[47]</sup>]] was het grote aantal voorschriften en bepalingen waarmee het gehele brouwproces was omgeven. Als een brouwer met een nieuw brouwsel begon, moest hij dat de dag tevoren vóór een bepaalde tijd schriftelijk aan de belastingambtenaar melden. Hij diende in zijn brief precies de tijden aan te geven waarop elke volgende fase van het brouwen aanving en wanneer het werk zou worden beëindigd. Langer dan een bepaalde, van de omvang van de brouwkuip afhankelijke maximumtijd, mocht het gehele brouwproces niet duren. Van 1 april tot 1 oktober moest tussen vier en twaalf uur met brouwen worden begonnen. Van 1 oktober tot 1 april lagen die tijden op zes uur en twaalf uur.

Versie op 15 okt 2007 16:09