De afschaffing van de accijns op het gemaal

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
In februari 1854 kreeg de Tweede Kamer een wetsontwerp voorgelegd waarvan een aantal Kamerleden met verbazing kennisnam. Volgens dit voorstel zou een eigenaar van een molen of maalbedrijf Koninklijke ontheffing kunnen krijgen van enkele bepalingen uit de Wetten betreffende de accijns op het gemaal van 1833 en 1847. Hij zou dan tarwe mogen malen, builen, hermalen, zo vaak hij wilde. Dat meel, dat zuiverder was en een hogere handelswaarde had, mocht hij zelf verhandelen; hij mocht er zelfs een aanzienlijke voorraad van aanhouden. Kortom, het wetsvoorstel betekende een grote wijziging ten opzichte van de bestaande situatie. Uitdrukkelijk was het de bedoeling van de Minister van Financiën om hiermee de weg vrij te maken voor grote meelfabrieken zoals die op dat moment al in het buitenland bestonden. Daar werd "meer deugdzaam" tarwemeel gefabriceerd, dat ook op lange zeereizen houdbaar bleek. Zowel de Nederlandse nijverheid als de landbouw zouden erbij gebaat zijn als de wetgever zulke bedrijven niet meer principieel verbood, redeneerde Minister Van Hall.
+
In februari 1854 kreeg de Tweede Kamer een wetsontwerp voorgelegd waarvan een aantal Kamerleden met verbazing kennisnam. Volgens dit voorstel zou een eigenaar van een molen of maalbedrijf Koninklijke ontheffing kunnen krijgen van enkele bepalingen uit de Wetten betreffende de accijns op het gemaal van 1833 en 1847. Hij zou dan tarwe mogen malen, [[begripppenlijst#Buil|builen]]en, hermalen, zo vaak hij wilde. Dat meel, dat zuiverder was en een hogere handelswaarde had, mocht hij zelf verhandelen; hij mocht er zelfs een aanzienlijke voorraad van aanhouden. Kortom, het wetsvoorstel betekende een grote wijziging ten opzichte van de bestaande situatie. Uitdrukkelijk was het de bedoeling van de Minister van Financiën om hiermee de weg vrij te maken voor grote meelfabrieken zoals die op dat moment al in het buitenland bestonden. Daar werd "meer deugdzaam" tarwemeel gefabriceerd, dat ook op lange zeereizen houdbaar bleek. Zowel de Nederlandse nijverheid als de landbouw zouden erbij gebaat zijn als de wetgever zulke bedrijven niet meer principieel verbood, redeneerde Minister Van Hall.
 
De verbazing van de Tweede Kamer gold vooral het plotselinge van het voorstel. Vervolgens vroeg men zich af wat de regering er werkelijk mee beoogde.[[Afbeelding:Korenmolen_schoolplaat_1850.jpg|thumb|360px|right|Korenmolen. Schoolplaat, ca. 1850.]]
 
De verbazing van de Tweede Kamer gold vooral het plotselinge van het voorstel. Vervolgens vroeg men zich af wat de regering er werkelijk mee beoogde.[[Afbeelding:Korenmolen_schoolplaat_1850.jpg|thumb|360px|right|Korenmolen. Schoolplaat, ca. 1850.]]
 
Het eerste was eenvoudig duidelijk gemaakt. Vooral vanuit Amerika was sinds drie jaar een toenemende aanvoer van hoogwaardig tarwemeel naar Nederland geconstateerd. In Amerika en andere landen bestonden fabrieken die tarwe maalden op een manier die in Nederland ondenkbaar was: windmolens waren er niet voor geschikt en de Nederlandse wet verbood een dergelijk produktieproces waarvoor grootschaligheid en herhaalde maling van een partij graan essentieel was. De Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid had de regering erop gewezen hoezeer de wet dus de vrije ontplooiing van de industrie belemmerde. Door een onverwachte gebeurtenis belandde deze kwestie niet onderop een ambtelijke stapel, zoals Van Halls opvolger dr. A. Vrolik uitlegde:
 
Het eerste was eenvoudig duidelijk gemaakt. Vooral vanuit Amerika was sinds drie jaar een toenemende aanvoer van hoogwaardig tarwemeel naar Nederland geconstateerd. In Amerika en andere landen bestonden fabrieken die tarwe maalden op een manier die in Nederland ondenkbaar was: windmolens waren er niet voor geschikt en de Nederlandse wet verbood een dergelijk produktieproces waarvoor grootschaligheid en herhaalde maling van een partij graan essentieel was. De Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid had de regering erop gewezen hoezeer de wet dus de vrije ontplooiing van de industrie belemmerde. Door een onverwachte gebeurtenis belandde deze kwestie niet onderop een ambtelijke stapel, zoals Van Halls opvolger dr. A. Vrolik uitlegde:

Versie op 3 sep 2007 12:07