De auto in het interbellum (1918-1940): De wegenlobby contra de spoorweglobby

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 12: Regel 12:
 
     Dat wij niet geautood zijn.
 
     Dat wij niet geautood zijn.
  
Het is niet verwonderlijk dat Reitsma tevens pleitte voor de invoering van een vergelijkbaar vergunningenstelsel voor het vrachtvervoer over de weg als enkele jaren tevoren voor het autobusvervoer was ingesteld [[Noten H3#3-98|<sup>[98]</sup>]]. Het KIvI-debat eindigde onbeslist, al was het een teken aan de wand dat één der deelnemers voorzichtig opperde ‘dat het in het belang van de gemeenschap geacht moet worden, om de kapitaalsvernietiging bij de spoor- en tramwegen, als gevolg van de verdringing door de auto, te aanvaarden’ [[Noten H3#3-99|<sup>[99]</sup>]].  Dat was wat de ANWB betreft niet aan dovemansoren gericht, want tijdens de jaren dertig ontwikkelde de bond zich tot een uitgesproken voorstander van de opheffing van [[afbeelding:varkenstransport_per_spoor_1944.jpg|thumb|400px|left|Lossen van slachtvarkens, Oss, 1944.]]onrendabele tramlijnen en plaatste hij redactionele artikelen in de Kampioen waarin het veronderstelde comfort van de trein op de korrel werd genomen [[Noten H3#3-100|<sup>[100]</sup>]].  Tegenover de ‘katterigheid’ van de trein stelde de ANWB ‘het comfort van een eigen, zij het nog zo bescheiden wagentje’ [[Noten H3#3-101|<sup>[101]</sup>]].  ‘Geen dienstregeling dus: vertrekken als het ú belieft. Geen plaatsreserveringen en geen “vol”. Geen gezeur met coupéraampjes en geen heete atmosfeer. Geen dure kruiers, geen last met bagage [[Noten#3-102|<sup>[102]</sup>]].’  Een vertegenwoordigster van de ‘enige tientallen sportieve vrouwen, echtgenooten van autobezittende mannen, die dit gedeelde bezit met al z’n droeve nasleep maar een twijfelachtig genoegen vinden en die tot wanhopens toe droomen van een eigen wagentje’ liet de redactie echter weten dat ze voorgoed genezen was van die droom. ‘Geen garage, geen benzine, geen olie! Geen drukkende reparatiekosten of geschrijf met verzekeringen! Geen belastingen! Geen zorgen over goede of slechte wegen, parkeerplaatsen en éénrichtingswegen, geen verkeersagenten of automatische seinen; ik ben er af, ik ben weer helemaal vrij mensch!’ [[Noten H3#3-103|<sup>[103]</sup>]]  De controverse over de maatschappelijke waarde van de trein trok diepe, onoverbrugbaar lijkende sporen in het verkeerslandschap, tot ver achter de horizon. ‘Ook als (de spoorwegen) ons land bedekten met een net van spoor- en tramwegen, even dicht als dat der huidige landwegen,’ stelde de Autokampioen berustend vast, ‘dan nog zou van zulk een volledige overgang van het eene vervoer naar het andere geen sprake zijn; daarvoor verschilt het te veel van karakter.’[[Noten H3#3-104|<sup>[104]</sup>]]
+
Het is niet verwonderlijk dat Reitsma tevens pleitte voor de invoering van een vergelijkbaar vergunningenstelsel voor het [[De concurrentie in het goederenvervoer tussen de twee wereldoorlogen|'''vrachtvervoer''']] over de weg als enkele jaren tevoren voor het autobusvervoer was ingesteld [[Noten H3#3-98|<sup>[98]</sup>]]. Het KIvI-debat eindigde onbeslist, al was het een teken aan de wand dat één der deelnemers voorzichtig opperde ‘dat het in het belang van de gemeenschap geacht moet worden, om de kapitaalsvernietiging bij de spoor- en tramwegen, als gevolg van de verdringing door de auto, te aanvaarden’ [[Noten H3#3-99|<sup>[99]</sup>]].  Dat was wat de ANWB betreft niet aan dovemansoren gericht, want tijdens de jaren dertig ontwikkelde de bond zich tot een uitgesproken voorstander van de opheffing van [[afbeelding:varkenstransport_per_spoor_1944.jpg|thumb|400px|left|Lossen van slachtvarkens, Oss, 1944.]]onrendabele tramlijnen en plaatste hij redactionele artikelen in de Kampioen waarin het veronderstelde comfort van de trein op de korrel werd genomen [[Noten H3#3-100|<sup>[100]</sup>]].  Tegenover de ‘katterigheid’ van de trein stelde de ANWB ‘het comfort van een eigen, zij het nog zo bescheiden wagentje’ [[Noten H3#3-101|<sup>[101]</sup>]].  ‘Geen dienstregeling dus: vertrekken als het ú belieft. Geen plaatsreserveringen en geen “vol”. Geen gezeur met coupéraampjes en geen heete atmosfeer. Geen dure kruiers, geen last met bagage [[Noten#3-102|<sup>[102]</sup>]].’  Een vertegenwoordigster van de ‘enige tientallen sportieve vrouwen, echtgenooten van autobezittende mannen, die dit gedeelde bezit met al z’n droeve nasleep maar een twijfelachtig genoegen vinden en die tot wanhopens toe droomen van een eigen wagentje’ liet de redactie echter weten dat ze voorgoed genezen was van die droom. ‘Geen garage, geen benzine, geen olie! Geen drukkende reparatiekosten of geschrijf met verzekeringen! Geen belastingen! Geen zorgen over goede of slechte wegen, parkeerplaatsen en éénrichtingswegen, geen verkeersagenten of automatische seinen; ik ben er af, ik ben weer helemaal vrij mensch!’ [[Noten H3#3-103|<sup>[103]</sup>]]  De controverse over de maatschappelijke waarde van de trein trok diepe, onoverbrugbaar lijkende sporen in het verkeerslandschap, tot ver achter de horizon. ‘Ook als (de spoorwegen) ons land bedekten met een net van spoor- en tramwegen, even dicht als dat der huidige landwegen,’ stelde de Autokampioen berustend vast, ‘dan nog zou van zulk een volledige overgang van het eene vervoer naar het andere geen sprake zijn; daarvoor verschilt het te veel van karakter.’[[Noten H3#3-104|<sup>[104]</sup>]]

Versie op 19 jul 2006 17:09