De auto in het interbellum (1918-1940): Garages en Bovag

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 2: Regel 2:
  
  
De opbouw van een nationale garage-infrastructuur was een uiterst moeizaam proces, dat aanvankelijk werd gekenmerkt door moordende concurrentie met kortingen en ‘cadeaustelsels’. ‘De autobranche was aan het eind van de jaren twintig dan ook een volkomen “wilde” branche geworden waarin vele avonturiers opereerden die beslist niet het oud-vaderlandse devies “de kost gaat voor de baat uit” in hun wapenschild voerden.’ Pas tijdens de economische crisis begin jaren dertig zou, als een met de nodige heibel gepaard gaande afsplitsing van de RAI, een landelijke, [[afbeelding:autogarage_binnenaanzicht.jpg|thumb|400px|right|Tweede verdieping van de fabriek van Atax (Amsterdamsche Taxi Auto Maatschappij) aan de Overtoom te Amsterdam. Hier werden houten bodies vervaardigd.]][[Begrippenlijst#Kartel|kartel]]-achtige organisatie ontstaan (de Bovag, de Bond van autohandelaren en garagehouders) die met boeteclausules de bonafide handel trachtte te beschermen. Vooral tussen het oprichtingsjaar 1930 en het jaar 1934 groeide de Bovag onstuimig, van 745 naar 2400 leden. Het was de Bovag die in de loop van de jaren dertig algemeen erkende vestigingseisen wist te formuleren en een leerlingstelsel voor het garagebedrijf wist op te zetten, hetgeen overigens pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, tot de oprichting van de Stichting VAM (Vakopleiding voor het Automobiel-, Motorrijwiel- en Aanverwante bedrijf) zou leiden [[Noten H3#3-68|<sup>[68]</sup>]].
+
De [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Opleidingen voor chauffeurs en autotechnici|'''opbouw''']] van een nationale garage-infrastructuur was een uiterst moeizaam proces, dat aanvankelijk werd gekenmerkt door moordende concurrentie met kortingen en ‘cadeaustelsels’. ‘De autobranche was aan het eind van de jaren twintig dan ook een volkomen “wilde” branche geworden waarin vele avonturiers opereerden die beslist niet het oud-vaderlandse devies “de kost gaat voor de baat uit” in hun wapenschild voerden.’ Pas tijdens de economische crisis begin jaren dertig zou, als een met de nodige heibel gepaard gaande afsplitsing van de RAI, een landelijke, [[afbeelding:autogarage_binnenaanzicht.jpg|thumb|400px|right|Tweede verdieping van de fabriek van Atax (Amsterdamsche Taxi Auto Maatschappij) aan de Overtoom te Amsterdam. Hier werden houten bodies vervaardigd.]][[Begrippenlijst#Kartel|kartel]]-achtige organisatie ontstaan (de Bovag, de Bond van autohandelaren en garagehouders) die met boeteclausules de bonafide handel trachtte te beschermen. Vooral tussen het oprichtingsjaar 1930 en het jaar 1934 groeide de Bovag onstuimig, van 745 naar 2400 leden. Het was de Bovag die in de loop van de jaren dertig algemeen erkende vestigingseisen wist te formuleren en een leerlingstelsel voor het garagebedrijf wist op te zetten, hetgeen overigens pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, tot de oprichting van de Stichting VAM (Vakopleiding voor het Automobiel-, Motorrijwiel- en Aanverwante bedrijf) zou leiden [[Noten H3#3-68|<sup>[68]</sup>]].

Versie op 19 jul 2006 14:36