De auto in het interbellum (1918-1940): Plaats van de auto in het totale vervoer

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
In 1935 omvatte het automobilisme geen select gezelschap meer, maar heel het volk, onverschillig of het als individu zèlf aan het stuurrad plaatsnam of dit met een gerust geweten overliet aan den chauffeur van de touringcar van een reisbureau in de buurt.’  Deze herdefiniëring van de auto had vergaande gevolgen voor zijn positionering te [[afbeelding:affiche_klm_ns.jpg|thumb|300px|left|Affiche van de KLM, Schiphol en de NS uit circa 1937.]]midden van de veranderende ‘modal split’ van het [[begrippenlijst#Interbellum|Interbellum]]: ze leidde tot een herbezinning op de relatie met de tot dan toe zo [[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|'''overheersende trein en tram''']]. Fiets en auto waren een alternatief voor de tram, een alternatief dat bescherming behoefde, vond de ANWB. Vervolgens werd de tram afgeschilderd als een relict uit vroeger tijden, eigenlijk alleen nog geschikt voor het vervoer van middenstanders van middelbare en hoge leeftijd [[Noten#3-92|<sup>[92]</sup>]].  ‘De nadelen van de auto? Och die kent u: kans op pech (vrij gering, bij goed onderhoud practisch nihil) en dan: de kosten! Voor veel minder dan 7 cents per kilometer reist u niet per auto. Gaat u alleen, dan is de trein dus goedkoper, maar “bent u met z’n beiden” dan kost de reis samen meer dan 7 cents per km, zelfs als we 2e klasse rijden, terwijl de auto toch zeker te vergelijken is met 1e klasse coupé’s. Doch het allerbelangrijkste auto-voordeel is wel het feit, dat men ter plaatse van aankomst zijn eigen vervoermiddel bij de hand heeft en dus naar willekeur kan gaan waarheen het noodig of prettig is’ [[Noten#3-93|<sup>[93]</sup>]].  Met deze ondubbelzinnige propaganda ten gunste van het autosysteem bewoog de bond zich op gevaarlijk terrein, vol politieke voetangels en klemmen. Zo was de bond niet uitgenodigd om zitting te nemen in de Centrale Commissie van Advies en Bijstand voor het Verkeersfonds, een commissie die door Waterstaatsminister Van Lidt de Jeude in april 1935 was geïnstalleerd en een [[Begrippenlijst#Cruciaal|cruciaal]] orgaan vormde bij de belangenstrijd om de verkeerscoördinatie [[Noten#3-94|<sup>[94]</sup>]].  
+
In 1935 omvatte het automobilisme geen select gezelschap meer, maar heel het volk, onverschillig of het als individu zèlf aan het stuurrad plaatsnam of dit met een gerust geweten overliet aan den chauffeur van de touringcar van een reisbureau in de buurt.’  Deze herdefiniëring van de auto had vergaande gevolgen voor zijn positionering te [[afbeelding:affiche_klm_ns.jpg|thumb|300px|left|Affiche van de KLM, Schiphol en de NS uit circa 1937.]]midden van de veranderende ‘modal split’ van het [[begrippenlijst#Interbellum|Interbellum]]: ze leidde tot een herbezinning op de relatie met de tot dan toe zo [[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|'''overheersende trein en tram''']]. Fiets en auto waren een alternatief voor de tram, een alternatief dat bescherming behoefde, vond de [[De auto in het interbellum (1918-1940): De rol van de ANWB bij de massamotorisering|'''ANWB''']]. Vervolgens werd de tram afgeschilderd als een relict uit vroeger tijden, eigenlijk alleen nog geschikt voor het vervoer van middenstanders van middelbare en hoge leeftijd [[Noten#3-92|<sup>[92]</sup>]].  ‘De nadelen van de auto? Och die kent u: kans op pech (vrij gering, bij goed onderhoud practisch nihil) en dan: de kosten! Voor veel minder dan 7 cents per kilometer reist u niet per auto. Gaat u alleen, dan is de trein dus goedkoper, maar “bent u met z’n beiden” dan kost de reis samen meer dan 7 cents per km, zelfs als we 2e klasse rijden, terwijl de auto toch zeker te vergelijken is met 1e klasse coupé’s. Doch het allerbelangrijkste auto-voordeel is wel het feit, dat men ter plaatse van aankomst zijn eigen vervoermiddel bij de hand heeft en dus naar willekeur kan gaan waarheen het noodig of prettig is’ [[Noten#3-93|<sup>[93]</sup>]].  Met deze ondubbelzinnige propaganda ten gunste van het autosysteem bewoog de bond zich op gevaarlijk terrein, vol politieke voetangels en klemmen. Zo was de bond niet uitgenodigd om zitting te nemen in de Centrale Commissie van Advies en Bijstand voor het Verkeersfonds, een commissie die door Waterstaatsminister Van Lidt de Jeude in april 1935 was geïnstalleerd en een [[Begrippenlijst#Cruciaal|cruciaal]] orgaan vormde bij de belangenstrijd om de verkeerscoördinatie [[Noten#3-94|<sup>[94]</sup>]].  
  
  

Versie op 19 jul 2006 15:20