De auto in het interbellum (1918-1940): Planning van Wegen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 2: Regel 2:
  
  
[[afbeelding:anwb_autokampioen_1935_tol.jpg|thumb|350px|left|Uit de Autokampioen van 5 januari 1935: Kunt u zich iets meer middeleewsch voorstellen dan een tol? En toch zal dezer dagen het reeds vroeger aangekondigde wetsontwerp bij de Tweede Kamer worden ingediend, waarbij nieuwe tollen worden voorgesteld op de meeste groote riivierbruggen.]]Vanaf 1938 maakten speciaal voor auto’s geconstrueerde wegen, autosnelwegen, deel uit van rijkswegenplannen. Pleidooien voor dergelijke wegen werden al eerder, bijvoorbeeld door de sinds 1927 actieve Nederlandsche Vereeniging voor Autosnelwegen (NEVAS) geuit, maar de eerste tracés, zoals die tussen Amsterdam en Sassenheim, kwamen eigenlijk bij toeval tot stand, omdat het soms onmogelijk was de bestaande straatwegen, vooral als ze over de dijken liepen, te verbreden. De eerste autosnelweg, met gescheiden rijbanen maar nog wel voorzien van een beweegbare brug over de Gouwe, werd eind jaren dertig aangelegd tussen Den Haag en Utrecht. Het wegennet kreeg een ‘spinnewebachtige structuur’, omdat het de belangrijkste steden met elkaar verbond [[Noten H3#3-80|<sup>[80]</sup>]].  Dat was een gevolg van de verwachting die bij de centrale overheid heerste op het moment van de introductie van het eerste wegenplan: men ging uit van een gemiddelde maximaal afgelegde afstand van personen- en vrachtauto’s van 60 km; boven die afstand verviel het ‘economisch nut’ van het wegvervoer, omdat het spoor dan sneller zou zijn. Opmerkelijk was verder dat vanaf het begin van de centrale wegenplanning de fietspaden in de plannen waren opgenomen [[Noten H3#3-81|<sup>[81]</sup>]].
+
[[afbeelding:anwb_autokampioen_1935_tol.jpg|thumb|350px|left|Uit de Autokampioen van 5 januari 1935: Kunt u zich iets meer middeleewsch voorstellen dan een tol? En toch zal dezer dagen het reeds vroeger aangekondigde wetsontwerp bij de Tweede Kamer worden ingediend, waarbij nieuwe tollen worden voorgesteld op de meeste groote rivierbruggen.]]Vanaf 1938 maakten speciaal voor auto’s geconstrueerde wegen, autosnelwegen, deel uit van rijkswegenplannen. Pleidooien voor dergelijke wegen werden al eerder, bijvoorbeeld door de sinds 1927 actieve Nederlandsche Vereeniging voor Autosnelwegen (NEVAS) geuit, maar de eerste tracés, zoals die tussen Amsterdam en Sassenheim, kwamen eigenlijk bij toeval tot stand, omdat het soms onmogelijk was de bestaande straatwegen, vooral als ze over de dijken liepen, te verbreden. De eerste autosnelweg, met gescheiden rijbanen maar nog wel voorzien van een beweegbare brug over de Gouwe, werd eind jaren dertig aangelegd tussen Den Haag en Utrecht. Het wegennet kreeg een ‘spinnewebachtige structuur’, omdat het de belangrijkste steden met elkaar verbond [[Noten H3#3-80|<sup>[80]</sup>]].  Dat was een gevolg van de verwachting die bij de centrale overheid heerste op het moment van de introductie van het eerste wegenplan: men ging uit van een gemiddelde maximaal afgelegde afstand van personen- en vrachtauto’s van 60 km; boven die afstand verviel het ‘economisch nut’ van het wegvervoer, omdat het spoor dan sneller zou zijn. Opmerkelijk was verder dat vanaf het begin van de centrale wegenplanning de fietspaden in de plannen waren opgenomen [[Noten H3#3-81|<sup>[81]</sup>]].

Versie op 25 jul 2006 18:50