De auto na 1945: Mobiliteitsexplosie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
[[afbeelding:affiche_vw_kever.jpg|thumb|300px|left|Reclameaffiche van Volkswagen uit 1947.]]Na 1957 verloor de auto zijn exclusief ‘kleinburgerlijke’ karakter en werd een volksbezit, een ‘duurzaam consumptiegoed’. Vrije Volk-journalist A. Zewuster publiceerde in die tijd kort na elkaar vier rapporten, waarin de verwachting van een democratisering van het autobezit doorwrocht werd geformuleerd.[[Noten H3#3-109|<sup>[109]</sup>]]  Waar vóór de Eerste Wereldoorlog Kampioen-hoofdredacteur Henri Meijer het verlangen van de groeiende middenklasse naar individuele motorisering onder woorden had gebracht, kan Zewuster gelden als de naoorlogse spreekbuis van hetzelfde verlangen van de arbeider, die ook wilde delen in het genot van de individuele mobiliteit.
 
[[afbeelding:affiche_vw_kever.jpg|thumb|300px|left|Reclameaffiche van Volkswagen uit 1947.]]Na 1957 verloor de auto zijn exclusief ‘kleinburgerlijke’ karakter en werd een volksbezit, een ‘duurzaam consumptiegoed’. Vrije Volk-journalist A. Zewuster publiceerde in die tijd kort na elkaar vier rapporten, waarin de verwachting van een democratisering van het autobezit doorwrocht werd geformuleerd.[[Noten H3#3-109|<sup>[109]</sup>]]  Waar vóór de Eerste Wereldoorlog Kampioen-hoofdredacteur Henri Meijer het verlangen van de groeiende middenklasse naar individuele motorisering onder woorden had gebracht, kan Zewuster gelden als de naoorlogse spreekbuis van hetzelfde verlangen van de arbeider, die ook wilde delen in het genot van de individuele mobiliteit.
 
Zewusters boodschap was helder: weliswaar had de gemiddelde Nederlandse arbeider meer kinderen, was de kinderbijslagregeling in Nederland ongunstiger dan in Frankrijk en hadden de bestedingsbeperking van 1956 tot 1958 en de verhoging van de omzetbelasting op auto’s de aanschaf ervan door de Nederlandse arbeiders extra bemoeilijkt, toch waren er allerlei aanwijzingen dat de Nederlandse automobiliteit op springen stond. Zo was het autobezit in Amsterdam in vijf jaar tijd (1952-1957) verdubbeld, was de afzet van de bromfiets gedaald en die van de scooter gestegen en had de bestedingsbeperking de verspreiding van de nieuwe kleine auto vertraagd, maar de afzet van grotere tweedehands auto’s doen toenemen.  
 
Zewusters boodschap was helder: weliswaar had de gemiddelde Nederlandse arbeider meer kinderen, was de kinderbijslagregeling in Nederland ongunstiger dan in Frankrijk en hadden de bestedingsbeperking van 1956 tot 1958 en de verhoging van de omzetbelasting op auto’s de aanschaf ervan door de Nederlandse arbeiders extra bemoeilijkt, toch waren er allerlei aanwijzingen dat de Nederlandse automobiliteit op springen stond. Zo was het autobezit in Amsterdam in vijf jaar tijd (1952-1957) verdubbeld, was de afzet van de bromfiets gedaald en die van de scooter gestegen en had de bestedingsbeperking de verspreiding van de nieuwe kleine auto vertraagd, maar de afzet van grotere tweedehands auto’s doen toenemen.  
Ook voor het gehele land meende Zewuster de aanrollende storm te kunnen ontwaren in een verschuiving naar het duurdere segment van de bromfiets en de scooter en het goedkopere segment van de auto. Zewuster werd een verborgen wens onder Nederlandse arbeiders gewaar en hij kapittelde de Nederlandse importeurs over het feit dat zij blind bleven voor dit potentieel. ‘Veel auto-advertenties zijn nog gericht op de bovenlaag, vestigen de aandacht op het super-luxe, op het extra-comfort, op het grotere acceleratievermogen, op de betere wegligging, op meer stuurvastheid, op verfijnd design, op maximale snelheid. De nieuwe marktgroep, die zich nu nog richt op de scooters, maar daar de beschutting mist, die zorgt voor de uitbreiding van de [[Afbeelding:Chevrolet_ad_59.jpg|330px|thumb|right|De auto-advertenties in de jaren 50 waren vooral nog gericht op de bovenlaag, vestigen de aandacht op het super-luxe, op het extra-comfort, op het grotere acceleratievermogen en op de betere wegligging]]tweedehands-markt - maar daar leert dat goedkoop duurkoop is - vraagt niet om super-luxe, maar om eenvoud en soliditeit, die in aankoopprijs blijken, niet om extra comfort. ... Ze zijn tevreden met een betrouwbaar voertuig, dat niet zo snel mag zijn als een superslee, dat iets meer het rukken van de wind voelt (maar toch nog altijd minder dan op de fiets), dat in zijn ontwerp ook het streven naar grote zuinigheid toont, maar dat bovenal hun een ongekende vergroting van vrijheid biedt, die het waard maakt desnoods wat vlees door kaas te vervangen, desnoods iets minder naar de bioscoop te gaan en andere wijzigingen in het bestedingspatroon aan te brengen, die de ook in de komende jaren te verwerven ruimte in het inkomen extra ruim zal maken.’[[Noten H3#3-110|<sup>[110]</sup>]]   
+
Ook voor het gehele land meende Zewuster de aanrollende storm te kunnen ontwaren in een verschuiving naar het duurdere [[Begrippenlijst#Segment|segment]] van de bromfiets en de scooter en het goedkopere [[Begrippenlijst#Segment|segment]] van de auto. Zewuster werd een verborgen wens onder Nederlandse arbeiders gewaar en hij kapittelde de Nederlandse importeurs over het feit dat zij blind bleven voor dit potentieel. ‘Veel auto-advertenties zijn nog gericht op de bovenlaag, vestigen de aandacht op het super-luxe, op het extra-comfort, op het grotere acceleratievermogen, op de betere wegligging, op meer stuurvastheid, op verfijnd design, op maximale snelheid. De nieuwe marktgroep, die zich nu nog richt op de scooters, maar daar de beschutting mist, die zorgt voor de uitbreiding van de [[Afbeelding:Chevrolet_ad_59.jpg|330px|thumb|right|De auto-advertenties in de jaren 50 waren vooral nog gericht op de bovenlaag, vestigen de aandacht op het super-luxe, op het extra-comfort, op het grotere acceleratievermogen en op de betere wegligging]]tweedehands-markt - maar daar leert dat goedkoop duurkoop is - vraagt niet om super-luxe, maar om eenvoud en soliditeit, die in aankoopprijs blijken, niet om extra comfort. ... Ze zijn tevreden met een betrouwbaar voertuig, dat niet zo snel mag zijn als een superslee, dat iets meer het rukken van de wind voelt (maar toch nog altijd minder dan op de fiets), dat in zijn ontwerp ook het streven naar grote zuinigheid toont, maar dat bovenal hun een ongekende vergroting van vrijheid biedt, die het waard maakt desnoods wat vlees door kaas te vervangen, desnoods iets minder naar de bioscoop te gaan en andere wijzigingen in het bestedingspatroon aan te brengen, die de ook in de komende jaren te verwerven ruimte in het inkomen extra ruim zal maken.’[[Noten H3#3-110|<sup>[110]</sup>]]   
 
Met dit gedetailleerde wensenlijstje in het achterhoofd begon volgens Zewuster nu een nieuwe groep kopers de automarkt te betreden en de producenten deden er goed aan om wat beter naar deze nieuwe groep te luisteren. Het gestommel was immers overal te horen.  
 
Met dit gedetailleerde wensenlijstje in het achterhoofd begon volgens Zewuster nu een nieuwe groep kopers de automarkt te betreden en de producenten deden er goed aan om wat beter naar deze nieuwe groep te luisteren. Het gestommel was immers overal te horen.  
 
Het sterkste argument dat Zewuster naar voren bracht, was dat de groei van het autobestand tussen 1953 en 1960 hoger lag dan in de gouden jaren 1921-1926 in de Verenigde Staten. Hij wees echter ook op andere trends. Zo haalde hij Frans onderzoek aan waaruit bleek dat de stijging van de vraag niet louter kon worden verklaard uit inkomensstijging; veeleer waren er in het bestedingspatroon verschuivingen waarneembaar die op een toenemend verlangen naar de auto wezen. Inmiddels was toch wel duidelijk ‘dat ook al verandert er op welvaartsgebied niets (gelijkblijvend inkomensniveau en -verdeling), toch het autopark zich zal uitbreiden, doordat de auto opschuift in de ranglijst van begerenswaardige artikelen’.[[Noten H3#3-111|<sup>[111]</sup>]]   
 
Het sterkste argument dat Zewuster naar voren bracht, was dat de groei van het autobestand tussen 1953 en 1960 hoger lag dan in de gouden jaren 1921-1926 in de Verenigde Staten. Hij wees echter ook op andere trends. Zo haalde hij Frans onderzoek aan waaruit bleek dat de stijging van de vraag niet louter kon worden verklaard uit inkomensstijging; veeleer waren er in het bestedingspatroon verschuivingen waarneembaar die op een toenemend verlangen naar de auto wezen. Inmiddels was toch wel duidelijk ‘dat ook al verandert er op welvaartsgebied niets (gelijkblijvend inkomensniveau en -verdeling), toch het autopark zich zal uitbreiden, doordat de auto opschuift in de ranglijst van begerenswaardige artikelen’.[[Noten H3#3-111|<sup>[111]</sup>]]   

Versie op 13 jul 2006 13:41