De beginjaren van koeling van levensmiddelen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 19: Regel 19:
 
Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw pasten ook handelaren en vleesexporteurs [[Begrippenlijst#Compressie|compressie]]-koelmachines toe om vleestransporten vanuit Argentinië en Australië naar Europa mogelijk te maken. Toen aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw in Nederland overal gemeentelijke [[Begrippenlijst#Abattoir|abattoirs]] werden gebouwd, werden deze na verloop van tijd ook van koelapparatuur voorzien om koeling van vlees mogelijk te maken. In 1898 werd de eerste koelmachine in een abattoir in gebruik genomen.  
 
Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw pasten ook handelaren en vleesexporteurs [[Begrippenlijst#Compressie|compressie]]-koelmachines toe om vleestransporten vanuit Argentinië en Australië naar Europa mogelijk te maken. Toen aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw in Nederland overal gemeentelijke [[Begrippenlijst#Abattoir|abattoirs]] werden gebouwd, werden deze na verloop van tijd ook van koelapparatuur voorzien om koeling van vlees mogelijk te maken. In 1898 werd de eerste koelmachine in een abattoir in gebruik genomen.  
  
Nederlands-Indië liep bij de toepassing van koelmachines overigens voorop op het moederland; al in 1865 werd in Semarang een ijsfabriek opgericht. Ook binnen de margarinefabrieken (Anton Jurgens te Oss in 1882), de kaarsenindustrie en zuivelfabrieken (de eerste in 1895) werden koelmachines geplaatst. [[Afbeelding:TIN20III_blz340.jpg|thumb|370px|left|Schematische weergave van een compressiekoelmachine.]] In 1905 opende het Vriesseveem in Amsterdam als eerste opslagbedrijf koelruimten, in het uit 1896 stammende pakhuis Oost-Indië aan de Hoogte Kadijk. Het bedrijf paste ruimtekoeling toe. In het koelhuis, met koelcellen op verschillende temperaturen, werden vlees, wild, gevogelte, vis, boter, eieren, kaas, vruchten, groenten, bloembollen en planten bewaard. De meeste artikelen werden er onder het vriespunt bewaard.  
+
Nederlands-Indië liep bij de toepassing van koelmachines overigens voorop op het moederland; al in 1865 werd in Semarang een ijsfabriek opgericht. Ook binnen de [[Een nieuwe koeltechniek een nieuwe produkt|'''margarinefabrieken (Anton Jurgens te Oss in 1882)''']], de kaarsenindustrie en zuivelfabrieken (de eerste in 1895) werden koelmachines geplaatst.  
  
Dat een dergelijke voorziening in de Amsterdamse haven tot stand kwam, was niet verwonderlijk gezien de toepassing van kunstmatige koeling binnen de scheepvaart. De Rotterdamsche Lloyd had met de ‘Bromo’ in 1889 als eerste een van koelruimten voorzien mailschip in bedrijf; de marine had vanaf 1895 een kruiser met koel- en ijsmachine in de vaart.[[Noten TIN20-3-H8#8-2|<sup>[2]</sup>]] De scheepvaart was een belangrijke toepasser van koelmachines om bederfelijke waar over grotere afstanden te vervoeren. De havengebieden van Amsterdam/IJmuiden en Rotterdam/Hoek van Holland zouden de eerste concentratiepunten worden voor de vestiging van koelhuizen en de hieruit ontstane vriesindustrie. Hier werden de eerste schakels opgebouwd van een koelketen die uiteindelijk heel Nederland zou overspannen.[[Noten TIN20-3-H8#8-3|<sup>[3]</sup>]]   
+
[[Afbeelding:TIN20III_blz340.jpg|thumb|370px|left|Schematische weergave van een compressiekoelmachine.]]
 +
 
 +
In 1905 opende het Vriesseveem in Amsterdam als eerste opslagbedrijf koelruimten, in het uit 1896 stammende pakhuis Oost-Indië aan de Hoogte Kadijk. Het bedrijf paste ruimtekoeling toe. In het koelhuis, met koelcellen op verschillende temperaturen, werden vlees, wild, gevogelte, vis, boter, eieren, kaas, vruchten, groenten, bloembollen en planten bewaard. De meeste artikelen werden er onder het vriespunt bewaard.
 +
 
 +
Dat een dergelijke voorziening in de Amsterdamse haven tot stand kwam, was niet verwonderlijk gezien de toepassing van kunstmatige koeling binnen de scheepvaart. De Rotterdamsche Lloyd had met de ‘Bromo’ in 1889 als eerste een van koelruimten voorzien mailschip in bedrijf; de marine had vanaf 1895 een kruiser met koel- en ijsmachine in de vaart.[[Noten TIN20-3-H8#8-2|<sup>[2]</sup>]]  
 +
 
 +
De scheepvaart was een belangrijke toepasser van koelmachines om bederfelijke waar over grotere afstanden te vervoeren. De havengebieden van Amsterdam/IJmuiden en Rotterdam/Hoek van Holland zouden de eerste concentratiepunten worden voor de vestiging van koelhuizen en de hieruit ontstane vriesindustrie. Hier werden de eerste schakels opgebouwd van een koelketen die uiteindelijk heel Nederland zou overspannen.[[Noten TIN20-3-H8#8-3|<sup>[3]</sup>]]   
  
  
Regel 28: Regel 34:
 
Natuurijs speelde rond 1900 binnen de rijksvisserijhaven te IJmuiden een belangrijke rol. Het ijs werd aangewend om de vangst aan boord van de schepen en aan de wal te koelen. ‘In hoofdzaak wordt dat uit Noorwegen aangevoerd’, zo meldde de directeur van de vissershaven in 1903, ‘hoewel in de wintermaanden bij vorst, uit den omtrek ook aanzienlijke hoeveelheden worden aangebracht.’[[Noten TIN20-3-H8#8-4|<sup>[4]</sup>]]  
 
Natuurijs speelde rond 1900 binnen de rijksvisserijhaven te IJmuiden een belangrijke rol. Het ijs werd aangewend om de vangst aan boord van de schepen en aan de wal te koelen. ‘In hoofdzaak wordt dat uit Noorwegen aangevoerd’, zo meldde de directeur van de vissershaven in 1903, ‘hoewel in de wintermaanden bij vorst, uit den omtrek ook aanzienlijke hoeveelheden worden aangebracht.’[[Noten TIN20-3-H8#8-4|<sup>[4]</sup>]]  
  
Vanaf 1900 verbruikte de visserijsector naast dit natuurijs ‘fabrieksijs’, gemaakt met ‘koudemachines’ in ijsfabrieken.[[Noten TIN20-3-H8#8-5|<sup>[5]</sup>]] Rond 1900 waren in IJmuiden twee ijsfabrieken gevestigd, twintig jaar later zeven. De met de opkomst van de stoom[[begrippenlijst#Trawler|trawler]] steeds grootschaliger wordende visserij had steeds meer ijs nodig, terwijl fabrieksijs natuurijs langzamerhand verdrong. Natuurijs werd vanaf 1910 alleen in het zomerseizoen aangevoerd, na 1915 gebeurde ook dit niet meer.[[Noten TIN20-3-H8#8-6|<sup>[6]</sup>]]  
+
Vanaf 1900 verbruikte de visserijsector naast dit natuurijs ‘fabrieksijs’, gemaakt met ‘koudemachines’ in ijsfabrieken.[[Noten TIN20-3-H8#8-5|<sup>[5]</sup>]]  
 +
Rond 1900 waren in IJmuiden twee ijsfabrieken gevestigd, twintig jaar later zeven. De met de opkomst van de stoom[[begrippenlijst#Trawler|trawler]] steeds grootschaliger wordende visserij had steeds meer ijs nodig, terwijl fabrieksijs natuurijs langzamerhand verdrong. Natuurijs werd vanaf 1910 alleen in het zomerseizoen aangevoerd, na 1915 gebeurde ook dit niet meer.[[Noten TIN20-3-H8#8-6|<sup>[6]</sup>]]  
  
 
Tijdens de crisis van de jaren dertig, die gepaard ging met een [[begrippenlijst#Devaluatie|devaluatie]] van de Noorse kroon, zou het Noorse ijs echter een kortstondige [[begrippenlijst#Comeback|comeback]] maken.[[Noten TIN20-3-H8#8-7|<sup>[7]</sup>]]   
 
Tijdens de crisis van de jaren dertig, die gepaard ging met een [[begrippenlijst#Devaluatie|devaluatie]] van de Noorse kroon, zou het Noorse ijs echter een kortstondige [[begrippenlijst#Comeback|comeback]] maken.[[Noten TIN20-3-H8#8-7|<sup>[7]</sup>]]   
 
Het ijs dat de ijsfabrieken produceerden, was vooral voor de visserij bestemd, maar ze exporteerden ook naar Groot-Brittannië en België. Bovendien leverden ze aan particulieren, net als ijsfabrieken in het binnenland en andere bedrijven met ijsafdelingen gewend waren te doen.[[Noten TIN20-3-H8#8-8|<sup>[8]</sup>]]
 
Het ijs dat de ijsfabrieken produceerden, was vooral voor de visserij bestemd, maar ze exporteerden ook naar Groot-Brittannië en België. Bovendien leverden ze aan particulieren, net als ijsfabrieken in het binnenland en andere bedrijven met ijsafdelingen gewend waren te doen.[[Noten TIN20-3-H8#8-8|<sup>[8]</sup>]]

Versie op 15 apr 2008 14:03