De bietsuikerindustrie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
Eind maart 1811 werden door het Keizerlijk Ministerie van Binnenlandse Zaken in Parijs vele tientallen dikke informatiepakketten verstuurd. De [[begrippenlijst#Prefecten|Prefecten]] van alle [[begrippenlijst#Departementen|Departementen]] waarin Napoleons Rijk was verdeeld, zouden er een ontvangen. Enkele dagen later konden dus ook de Nederlandse Prefecten kennis nemen van het Decreet dat op 25 maart was uitgevaardigd. Daarin besloot Napoleon dat er enkele nieuwe produkten binnen zijn Rijk verbouwd moesten worden om zodoende onafhankelijk te worden van overzeese gebieden. Het plan betrof de teelt van katoen, tabak indigo en suikerbieten.  [[Afbeelding:TIN19_blz234.jpg|thumb|350px|right|Het proces binnen de raffinaderij]]
 
Eind maart 1811 werden door het Keizerlijk Ministerie van Binnenlandse Zaken in Parijs vele tientallen dikke informatiepakketten verstuurd. De [[begrippenlijst#Prefecten|Prefecten]] van alle [[begrippenlijst#Departementen|Departementen]] waarin Napoleons Rijk was verdeeld, zouden er een ontvangen. Enkele dagen later konden dus ook de Nederlandse Prefecten kennis nemen van het Decreet dat op 25 maart was uitgevaardigd. Daarin besloot Napoleon dat er enkele nieuwe produkten binnen zijn Rijk verbouwd moesten worden om zodoende onafhankelijk te worden van overzeese gebieden. Het plan betrof de teelt van katoen, tabak indigo en suikerbieten.  [[Afbeelding:TIN19_blz234.jpg|thumb|350px|right|Het proces binnen de raffinaderij]]
De Keizer greep bij dat laatste terug op de ontdekking in 1747 door de Berlijnse scheikundige Marggraf, dat bepaalde soorten van bieten een suiker bevatten die zich in niets liet onderscheiden van de suiker die hij in suikerriet aantrof. Dit leek Napoleon nu een ideale oplossing voor het nijpende Europese suikertekort. Experimenten in Duitsland omstreeks 1800 toonden aan, dat verschillende bietenrassen inderdaad op industriële manier verwerkt konden worden en dat raffinadeurs hagelwitte suikerbroden van die suiker konden maken. Een bijkomend voordeel was, dat de landbouw een nieuw winstgevend gewas zou krijgen. In het hele Keizerrijk, dus ook in de departementen die het Koninkrijk Holland hadden gevormd, moesten op korte termijn bieten worden gezaaid. In totaal ging het om 32.000 ha, waarvan ongeveer 2000 in de Nederlandse departementen.(43)  
+
De Keizer greep bij dat laatste terug op de ontdekking in 1747 door de Berlijnse scheikundige Marggraf, dat bepaalde soorten van bieten een suiker bevatten die zich in niets liet onderscheiden van de suiker die hij in suikerriet aantrof. Dit leek Napoleon nu een ideale oplossing voor het nijpende Europese suikertekort. Experimenten in Duitsland omstreeks 1800 toonden aan, dat verschillende bietenrassen inderdaad op industriële manier verwerkt konden worden en dat raffinadeurs hagelwitte [[begrippenlijst#Suikerbroden|suikerbroden]] van die suiker konden maken. Een bijkomend voordeel was, dat de landbouw een nieuw winstgevend gewas zou krijgen. In het hele Keizerrijk, dus ook in de departementen die het [[begrippenlijst#Koninkrijk Holland|Koninkrijk Holland]] hadden gevormd, moesten op korte termijn bieten worden gezaaid. In totaal ging het om 32.000 ha, waarvan ongeveer 2000 in de Nederlandse departementen.(43)  
 
Het informatiepakket dat de Prefecten ontvingen, bevatte behalve de tekst van het Decreet ook een Franse brochure over het maken van bietsuiker en aanwijzingen voor de bietenteelt. De instructies aan de prefecten kwamen erop neer dat zij zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan dit plan moesten geven en eventueel de brochures moesten laten vertalen.
 
Het informatiepakket dat de Prefecten ontvingen, bevatte behalve de tekst van het Decreet ook een Franse brochure over het maken van bietsuiker en aanwijzingen voor de bietenteelt. De instructies aan de prefecten kwamen erop neer dat zij zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan dit plan moesten geven en eventueel de brochures moesten laten vertalen.
 
De datum waarop dit grootscheepse plan gelanceerd was, maakte het eigenlijk al meteen onmogelijk om de ambitieuze doelstelingen te realiseren. Als men werkelijk in het najaar van 1811 al bieten van 32.000 ha had willen oogsten, zou er uiterlijk medio mei gezaaid moeten worden. Hooguit anderhalve maand restte er dus om bijvoorbeeld in Nederland eigenaren en pachters van 2000 ha enthousiast te maken voor dit gewas. In diezelfde korte tijd zouden ze het land moeten vrijmaken, zaad kopen en instructies over de teelt krijgen. Het was een onmogelijke opgave die de Prefecten gesteld werd, want zo goed als niemand in het land had ervaring met bietenteelt. Echte onwil om mee te werken ontmoetten de Prefecten nergens, maar de praktische problemen waren groot. Bietenzaad was uiterst schaars. De Prefect van het Departement Monden van de IJssel, Hofstede, was persoonlijk al enkele jaren eerder met bietenteelt begonnen en hij kon blijkbaar van zijn akkers enkele kilo's zaad leveren, voldoende om 20 ha mee in te zaaien. Maar Hofstedes opdracht luidde om in zijn Departement 300 ha te laten bezaaien. Met veel moeite kon hij nog 30 kilo zaad uit Berlijn laten komen, maar dat bleek van een bedroevende kwaliteit.
 
De datum waarop dit grootscheepse plan gelanceerd was, maakte het eigenlijk al meteen onmogelijk om de ambitieuze doelstelingen te realiseren. Als men werkelijk in het najaar van 1811 al bieten van 32.000 ha had willen oogsten, zou er uiterlijk medio mei gezaaid moeten worden. Hooguit anderhalve maand restte er dus om bijvoorbeeld in Nederland eigenaren en pachters van 2000 ha enthousiast te maken voor dit gewas. In diezelfde korte tijd zouden ze het land moeten vrijmaken, zaad kopen en instructies over de teelt krijgen. Het was een onmogelijke opgave die de Prefecten gesteld werd, want zo goed als niemand in het land had ervaring met bietenteelt. Echte onwil om mee te werken ontmoetten de Prefecten nergens, maar de praktische problemen waren groot. Bietenzaad was uiterst schaars. De Prefect van het Departement Monden van de IJssel, Hofstede, was persoonlijk al enkele jaren eerder met bietenteelt begonnen en hij kon blijkbaar van zijn akkers enkele kilo's zaad leveren, voldoende om 20 ha mee in te zaaien. Maar Hofstedes opdracht luidde om in zijn Departement 300 ha te laten bezaaien. Met veel moeite kon hij nog 30 kilo zaad uit Berlijn laten komen, maar dat bleek van een bedroevende kwaliteit.

Versie op 21 aug 2007 23:32