De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 3: Regel 3:
 
In Brabant hadden twee families vanaf het midden van de eeuw een omvangrijke boterhandel opgezet: Jurgens en Van den Bergh, beide gevestigd in de kleine stad Oss. De familie Jurgens was oorspronkelijk afkomstig uit Limburg en was in het begin van de eeuw in Noord Brabant terecht gekomen. Willem Jurgens beschikte over een goed handelsinstinct en ging er met paard en wagen op uit om bij de boeren in de omtrek boter, ham en eieren te kopen of te ruilen. Deze produkten vervoerde hij over land naar Lithoijen, een klein plaatsje aan de Maas, van waaruit het per boot verder ging naar Rotterdam. Daar werd de negotie overgeladen in een zeeschip en geëxporteerd naar Nederlands Indië en Groot Brittannië.
 
In Brabant hadden twee families vanaf het midden van de eeuw een omvangrijke boterhandel opgezet: Jurgens en Van den Bergh, beide gevestigd in de kleine stad Oss. De familie Jurgens was oorspronkelijk afkomstig uit Limburg en was in het begin van de eeuw in Noord Brabant terecht gekomen. Willem Jurgens beschikte over een goed handelsinstinct en ging er met paard en wagen op uit om bij de boeren in de omtrek boter, ham en eieren te kopen of te ruilen. Deze produkten vervoerde hij over land naar Lithoijen, een klein plaatsje aan de Maas, van waaruit het per boot verder ging naar Rotterdam. Daar werd de negotie overgeladen in een zeeschip en geëxporteerd naar Nederlands Indië en Groot Brittannië.
 
In 1854 richtten Willems zonen, Anton en Johannes, de firma Gebrs. Jurgens op en vooral door toedoen van Anton kwam het zwaartepunt te liggen op de boterhandel. Hij bracht bezoeken aan Engeland en Schotland, waar hij contacten legde met Schotse en Engelse zakenlieden. Na verloop van tijd kon de firma Jurgens aan de gestegen vraag naar boter niet meer voldoen: de produktie van de kleine boerderijen in de omgeving van Oss, schoot tekort. Tijdens een bezoek van de Schotse boterimporteur Campbell aan Oss in 1862 besloot Jurgens samen met de Schot een grote Europese reis te maken. Deze reis, over de Rijn en de Donau, bleek een ware openbaring te zijn: op markten in verschillende steden vond men grote hoeveelheden boter, die bovendien spotgoedkoop bleken te zijn. Met name München, Passau en het Oostenrijkse Linz bleken een goudmijn. Maar het kostbare produkt had nog een lange weg naar de Engelse consument af te leggen.
 
In 1854 richtten Willems zonen, Anton en Johannes, de firma Gebrs. Jurgens op en vooral door toedoen van Anton kwam het zwaartepunt te liggen op de boterhandel. Hij bracht bezoeken aan Engeland en Schotland, waar hij contacten legde met Schotse en Engelse zakenlieden. Na verloop van tijd kon de firma Jurgens aan de gestegen vraag naar boter niet meer voldoen: de produktie van de kleine boerderijen in de omgeving van Oss, schoot tekort. Tijdens een bezoek van de Schotse boterimporteur Campbell aan Oss in 1862 besloot Jurgens samen met de Schot een grote Europese reis te maken. Deze reis, over de Rijn en de Donau, bleek een ware openbaring te zijn: op markten in verschillende steden vond men grote hoeveelheden boter, die bovendien spotgoedkoop bleken te zijn. Met name München, Passau en het Oostenrijkse Linz bleken een goudmijn. Maar het kostbare produkt had nog een lange weg naar de Engelse consument af te leggen.
Boter is een produkt dat ongekoeld erg vatbaar is voor bederf en het was voor de handelaren dus zaak het zo snel mogelijk bij de consument te krijgen. De firma Jurgens slaagde er echter in om binnen korte tijd een soepel inkoop  en transportsysteem op te zetten. Voor de inkoop ter plaatse werden mensen uit de streek aangesteld; het transport verliep hoofdzakelijk per schip over de Rijn en de Donau.[[Afbeelding:Planta_margarine_Jurgens.jpg|thumb|left|350px|Reclameaffiche Jurgens: Planta margarine.]]
+
Boter is een produkt dat ongekoeld erg vatbaar is voor bederf en het was voor de handelaren dus zaak het zo snel mogelijk bij de consument te krijgen. De firma Jurgens slaagde er echter in om binnen korte tijd een soepel inkoop  en [['''transportsysteem''']] op te zetten. Voor de inkoop ter plaatse werden mensen uit de streek aangesteld; het transport verliep hoofdzakelijk per schip over de Rijn en de Donau.[[Afbeelding:Planta_margarine_Jurgens.jpg|thumb|left|350px|Reclameaffiche Jurgens: Planta margarine.]]
 
Aan het einde van de jaren zestig was Jurgens de grootste boterhandelaar van Europa: zijn omzet was circa 250 ton per week.[[Noten H2#2-1|<sup>[1]</sup>]] De Engelse markt was echter nog steeds niet verzadigd, maar het transport begon geleidelijk een probleem te vormen. De boter kwam per rivierschip van het Duitse achterland naar Nijmegen, van waar het met karren naar Oss werd vervoerd. In Oss werd de boter gekneed, gesorteerd en eventueel gemengd met andere, inferieure, boter; zo nodig werden ook zout en kleurstof toegevoegd. Verpakt in houten vaatjes ging de boter weer met karren naar Lithoijen, waar boten de lading overnamen en naar Rotterdam brachten.
 
Aan het einde van de jaren zestig was Jurgens de grootste boterhandelaar van Europa: zijn omzet was circa 250 ton per week.[[Noten H2#2-1|<sup>[1]</sup>]] De Engelse markt was echter nog steeds niet verzadigd, maar het transport begon geleidelijk een probleem te vormen. De boter kwam per rivierschip van het Duitse achterland naar Nijmegen, van waar het met karren naar Oss werd vervoerd. In Oss werd de boter gekneed, gesorteerd en eventueel gemengd met andere, inferieure, boter; zo nodig werden ook zout en kleurstof toegevoegd. Verpakt in houten vaatjes ging de boter weer met karren naar Lithoijen, waar boten de lading overnamen en naar Rotterdam brachten.
 
In Midden- en Zuid-Duitsland bestond ook een boterhandel, maar die was zelf weinig gericht op massale export naar Engeland. E. Frank, directeur van de Frankfurter Margarin Gesellschaft, verklaarde de opkomst van de Nederlandse margarine industrie uit de traditie van de grootschalige Brabantse boterhandel.[[Noten H2#2-2|<sup>[2]</sup>]] In Nederland waren al vroeg grote Butterpackereien geweest - namelijk die van Jurgens en Van den Bergh - die diverse kwaliteiten boter plachten te mengen en er zout aan toevoegden. In Duitsland had alleen een kleinschalige handel bestaan, waarbij de boeren hun produkten zelf verpakten, eventueel van zout voorzagen, en zelf naar de markten brachten. De Hollandse traditie van botermenging zette zich na de uitvinding van de kunstboter voort, alleen werd in plaats van slechte kwaliteit boter kunstboter gebruikt.
 
In Midden- en Zuid-Duitsland bestond ook een boterhandel, maar die was zelf weinig gericht op massale export naar Engeland. E. Frank, directeur van de Frankfurter Margarin Gesellschaft, verklaarde de opkomst van de Nederlandse margarine industrie uit de traditie van de grootschalige Brabantse boterhandel.[[Noten H2#2-2|<sup>[2]</sup>]] In Nederland waren al vroeg grote Butterpackereien geweest - namelijk die van Jurgens en Van den Bergh - die diverse kwaliteiten boter plachten te mengen en er zout aan toevoegden. In Duitsland had alleen een kleinschalige handel bestaan, waarbij de boeren hun produkten zelf verpakten, eventueel van zout voorzagen, en zelf naar de markten brachten. De Hollandse traditie van botermenging zette zich na de uitvinding van de kunstboter voort, alleen werd in plaats van slechte kwaliteit boter kunstboter gebruikt.

Versie op 20 sep 2007 16:24