De concurrentie in het goederenvervoer tussen de twee wereldoorlogen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 6: Regel 6:
  
  
'''Capaciteitsgroei'''
+
[[Afbeelding:Binnenvaart utrecht 1926.jpg|thumb|400px|left|Binnenvaart in de Oude Gracht te Utrecht, 13 februari 1926.]]'''Capaciteitsgroei'''
  
 
Op capaciteitsbasis was de groei van het vrachtautoverkeer enorm: doordat het totale laadvermogen tussen 1928 en 1938 verdrievoudigde en ook de gemiddelde rijsnelheid aanzienlijk steeg, groeide de verkeersprestatie (in ton laadvermogen x km) met een factor 3,5 tussen 1923 en 1935 (daarna daalde het weer iets). Daardoor ontstond, in een situatie waarin vooral Nederland hard werd getroffen door de wereldcrisis, een meedogenloze strijd om lokale en regionale vracht. Die strijd werd allereerst gevoerd door het geregeld vervoer (dat tussen vaste plaatsen reed volgens een dienstregeling en met verreweg de meeste ritten korter dan 50 km). Dergelijke bodediensten waren namelijk inmiddels aan een proces van motorisering begonnen, hetgeen ook in dit [[Begrippenlijst#Marktsegment|marktsegment]] tot overcapaciteit en een felle concurrentie leidde, zowel onderling als met de tram en het binnenschip. Als een gevolg daarvan stapten vele beurtschippers over op de vrachtautoversie van de T-Ford, zoals in de stad Groningen. Hier werden in 1922 nog 134 bodekarren, 17 bode-auto’s (oude T-Fords) en 3 hondenkarren geteld, maar waren in 1930 de hondenkarren verdwenen, reden er nog slechts 40 bodekarren en werd de bulk van de vracht door 246 T- en A-Fords en Chevrolets verzorgd.[[Noten H2#2-61|<sup>[61]</sup>]] In 1939 voerden in Nederland 3000 lijn- en bodediensten meer dan 15.000 ritten per week uit, waarvan 2500 nog met [[Begrippenlijst#Paardentractie|paardentractie]].  
 
Op capaciteitsbasis was de groei van het vrachtautoverkeer enorm: doordat het totale laadvermogen tussen 1928 en 1938 verdrievoudigde en ook de gemiddelde rijsnelheid aanzienlijk steeg, groeide de verkeersprestatie (in ton laadvermogen x km) met een factor 3,5 tussen 1923 en 1935 (daarna daalde het weer iets). Daardoor ontstond, in een situatie waarin vooral Nederland hard werd getroffen door de wereldcrisis, een meedogenloze strijd om lokale en regionale vracht. Die strijd werd allereerst gevoerd door het geregeld vervoer (dat tussen vaste plaatsen reed volgens een dienstregeling en met verreweg de meeste ritten korter dan 50 km). Dergelijke bodediensten waren namelijk inmiddels aan een proces van motorisering begonnen, hetgeen ook in dit [[Begrippenlijst#Marktsegment|marktsegment]] tot overcapaciteit en een felle concurrentie leidde, zowel onderling als met de tram en het binnenschip. Als een gevolg daarvan stapten vele beurtschippers over op de vrachtautoversie van de T-Ford, zoals in de stad Groningen. Hier werden in 1922 nog 134 bodekarren, 17 bode-auto’s (oude T-Fords) en 3 hondenkarren geteld, maar waren in 1930 de hondenkarren verdwenen, reden er nog slechts 40 bodekarren en werd de bulk van de vracht door 246 T- en A-Fords en Chevrolets verzorgd.[[Noten H2#2-61|<sup>[61]</sup>]] In 1939 voerden in Nederland 3000 lijn- en bodediensten meer dan 15.000 ritten per week uit, waarvan 2500 nog met [[Begrippenlijst#Paardentractie|paardentractie]].  

Versie op 14 jul 2006 14:32