De doorbraak van de koelkast in het huishouden

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
De doorbraak van de koelkast voor huishoudelijk gebruik bevorderde de afzet van deze producten. In 1960 beschikte 10% van de Nederlandse huishoudens over een koelkast.(68)De prijzen lagen op dat moment rond de 500 tot 700 gulden, afhankelijk van de literinhoud. De aanbieding van koelkasten door Albert Heijn in het kader van de Premie van de Maand-Club-(PMC) veroorzaakte een halvering van de prijs. Het Zaanse levensmiddelenbedrijf bestelde in 1962 20.000 koelkasten tegen kwantumkorting bij de Duitse fabrikant Liebherr. Albert Heijn verkocht deze apparaten tegen de helft van de winkelprijs. Het succes was overweldigend: binnen een maand was de hele partij verkocht. De overige aanbieders waren gedwongen ook hun prijzen te verlagen.  
+
'''Albert Heijn maakt de koelkast betaalbaar'''
Albert Heijn handhaafde de koelkast ook nadien in haar PMC-pakket en verkocht in totaal 145.000 kasten. De Consumentenbond speelde in op de plotselinge en massale populariteit van dit apparaat en publiceerde in 1964 haar eerste consumententest over koelkasten.  
+
 
Een decennium later was 93% van de Nederlandse huishoudens van een koelkast voorzien.(69)De actie van Albert Heijn was een toevalstreffer, aan de keuze voor de koelkast lagen geen doordachte strategische overwegingen ten grondslag.(70)De later eveneens in PCM-verband aangeboden vrieskist vond tot 1969 nauwelijks aftrek. De snelle verspreiding van de koelkast in de jaren zestig maakte deel uit van een complex proces. Niet alleen de dalende prijzen, maar ook het meestal ontbreken van kelders in moderne woningen (onder andere door de opkomst van de hoogbouw(71)) speelde hierbij een rol, net als de teruggang in de thuisbezorging en de opkomst van zelfbedieningszaken, de supermarkt en de auto. Het laatste trio lokte voorraadvorming bij de consument uit en de koelkast maakte dit mogelijk. Het weekblad Libelle vertelde zijn lezeressen: ‘Gaat u bijvoorbeeld wekelijks naar de markt of profiteert u graag van bepaalde voordeeltjes, dan zult u uw koelkast intensiever gebruiken dan een huisvrouw die iedere dag gaat winkelen.’(72)  
+
De doorbraak van de koelkast voor huishoudelijk gebruik bevorderde de afzet van deze producten. In 1960 beschikte 10% van de Nederlandse huishoudens over een koelkast.[[Noten TIN20-3-H8#8-68|<sup>[68]</sup>]]
De vrieskast bleef tot in de jaren zestig vooral een voorwerp van grootverbruikers. Op het platteland kregen individuele huishoudens eerder belangstelling voor toepassing van dit apparaat dan in de stad. In de jaren vijftig en zestig werden regionaal centra met diepvrieskluisjes opgezet; eind jaren vijftig nam hun aantal zeer snel toe.(73)Ook hierbij dienden de Verenigde Staten als lichtend voorbeeld. Vaak werden deze centra geëxploiteerd door slagers en poeliers die zelf voor het uitoefenen van hun beroep ook koeling nodig hadden. In sommige plaatsen waren dergelijke voorzieningen coöperatief georganiseerd. De bloei van het kluisjessysteem ging aan de verspreiding van de individuele diepvrieskisten over het platteland in de tweede helft van de jaren zestig vooraf.(74)    
+
De prijzen lagen op dat moment rond de 500 tot 700 gulden, afhankelijk van de literinhoud. De [[De invloed van de supermarkt op eetpatroon en keukeninrichting|'''aanbieding van koelkasten door Albert Heijn''']] in het kader van de Premie van de Maand-Club-(PMC) veroorzaakte een halvering van de prijs. Het Zaanse levensmiddelenbedrijf bestelde in 1962 20.000 koelkasten tegen kwantumkorting bij de Duitse fabrikant Liebherr. Albert Heijn verkocht deze apparaten tegen de helft van de winkelprijs.  
Net als koelapparatuur, werden ook diepgevroren kant-en-klaarmaaltijden het eerst toegepast door de grootverbruikers. Aan het einde van de jaren zestig zette Iglo deze vooral af bij bedrijfskantines, nadat Iglo de maaltijden eerst binnen bedrijfskantines van Unilever-bedrijven had uitgeprobeerd. Voor de verwarming van deze maaltijden ontwikkelden Unilever en Philips gezamenlijk speciale ovens. Ook ziekenhuizen en andere zorginstellingen pasten de diepvriesmaaltijden toe. Arbeidsbesparing was een belangrijk argument. Braams vertelde: ‘Van enkele zeer grote instellingen is bekend dat ook in het spinazieseizoen het diepgevroren product wordt gebruikt, omdat door een gebrek aan personeel en voldoende wasapparatuur het onmogelijk zou zijn het verse product te verwerken.’(75)De hotels en restaurants namen echter amper diepgevroren groenten en fruit af. Iglo-topman D.M. van IJsselstein wist de oorzaak: ‘Nederland beschikt nu eenmaal over een perfect georganiseerde distributie van verse producten van een voortreffelijke kwaliteit.’(76)Om het gebruik van diepvriesproducten binnen de hotel- en restaurantsector desondanks te promoten, organiseerde Iglo in maart 1968 in samenwerking met de Vereniging van oud-leerlingen van erkende Hotelscholen een studiedag over diepvries, waarbij naast lezingen en een voorlichtingsfilm ook een lunch op het programma stond bereid met louter diepvriesproducten. De gemaksfactor diende de restaurateurs over de streep te trekken.  
+
 
 +
Het succes was overweldigend: binnen een maand was de hele partij verkocht. De overige aanbieders waren gedwongen ook hun prijzen te verlagen.  
 +
Albert Heijn handhaafde de koelkast ook nadien in haar PMC-pakket en verkocht in totaal 145.000 kasten.  
 +
 
 +
De Consumentenbond speelde in op de plotselinge en massale populariteit van dit apparaat en publiceerde in 1964 haar eerste consumententest over koelkasten.  
 +
 
 +
Een decennium later was 93% van de Nederlandse huishoudens van een koelkast voorzien.[[Noten TIN20-3-H8#8-69|<sup>[69]</sup>]]
 +
De actie van Albert Heijn was een toevalstreffer, aan de keuze voor de koelkast lagen geen doordachte strategische overwegingen ten grondslag.[[Noten TIN20-3-H8#8-70|<sup>[70]</sup>]]
 +
De later eveneens in PCM-verband aangeboden vrieskist vond tot 1969 nauwelijks aftrek.  
 +
 
 +
 
 +
'''Andere factoren'''
 +
 
 +
De snelle verspreiding van de koelkast in de jaren zestig maakte deel uit van een complex proces. Niet alleen de dalende prijzen, maar ook het meestal ontbreken van kelders in moderne woningen (onder andere door de opkomst van de hoogbouw[[Noten TIN20-3-H8#8-71|<sup>[71]</sup>]]) speelde hierbij een rol, net als de teruggang in de thuisbezorging en de opkomst van zelfbedieningszaken, de supermarkt en de auto.  
 +
 
 +
Het laatste trio lokte voorraadvorming bij de consument uit en de koelkast maakte dit mogelijk. Het weekblad Libelle vertelde zijn lezeressen: ''‘Gaat u bijvoorbeeld wekelijks naar de markt of profiteert u graag van bepaalde voordeeltjes, dan zult u uw koelkast intensiever gebruiken dan een huisvrouw die iedere dag gaat winkelen.’''[[Noten TIN20-3-H8#8-72|<sup>[72]</sup>]]  
 +
 
 +
 
 +
'''Introductie diepvriesproducten traag proces'''
 +
 
 +
De vrieskast bleef tot in de jaren zestig vooral [[De moeizame doorbraak van diepvriesproducten|''' een voorwerp van grootverbruikers''']]. Op het platteland kregen individuele huishoudens eerder belangstelling voor toepassing van dit apparaat dan in de stad. In de jaren vijftig en zestig werden regionaal centra met diepvrieskluisjes opgezet; eind jaren vijftig nam hun aantal zeer snel toe.[[Noten TIN20-3-H8#8-73|<sup>[73]</sup>]]
 +
 
 +
Ook hierbij dienden de Verenigde Staten als lichtend voorbeeld. Vaak werden deze centra geëxploiteerd door slagers en poeliers die zelf voor het uitoefenen van hun beroep ook koeling nodig hadden. In sommige plaatsen waren dergelijke voorzieningen coöperatief georganiseerd. De bloei van het kluisjessysteem ging aan de verspreiding van de individuele diepvrieskisten over het platteland in de tweede helft van de jaren zestig vooraf.[[Noten TIN20-3-H8#8-74|<sup>[74]</sup>]]    
 +
 
 +
Net als koelapparatuur, werden ook diepgevroren kant-en-klaarmaaltijden het eerst toegepast door de grootverbruikers. Aan het einde van de jaren zestig zette Iglo deze vooral af bij bedrijfskantines, nadat Iglo de maaltijden eerst binnen bedrijfskantines van Unilever-bedrijven had uitgeprobeerd. Voor de verwarming van deze maaltijden ontwikkelden Unilever en Philips gezamenlijk speciale ovens. Ook ziekenhuizen en andere zorginstellingen pasten de diepvriesmaaltijden toe.  
 +
 
 +
Arbeidsbesparing was een belangrijk argument. Braams vertelde: ''‘Van enkele zeer grote instellingen is bekend dat ook in het spinazieseizoen het diepgevroren product wordt gebruikt, omdat door een gebrek aan personeel en voldoende wasapparatuur het onmogelijk zou zijn het verse product te verwerken.’''[[Noten TIN20-3-H8#8-75|<sup>[75]</sup>]] '
 +
 
 +
De hotels en restaurants namen echter amper diepgevroren groenten en fruit af. Iglo-topman D.M. van IJsselstein wist de oorzaak: ''‘Nederland beschikt nu eenmaal over een perfect georganiseerde distributie van verse producten van een voortreffelijke kwaliteit.’''[[Noten TIN20-3-H8#8-76|<sup>[76]</sup>]]
 +
 
 +
Om het gebruik van diepvriesproducten binnen de hotel- en restaurantsector desondanks te promoten, organiseerde Iglo in maart 1968 in samenwerking met de Vereniging van oud-leerlingen van erkende Hotelscholen een [[De promotie van diepvriesproducten|'''studiedag over diepvries''']], waarbij naast lezingen en een voorlichtingsfilm ook een lunch op het programma stond bereid met louter diepvriesproducten. De gemaksfactor diende de restaurateurs over de streep te trekken.  
 +
 
 
Het zou echter tot de jaren zeventig en tachtig duren voor ook de particuliere huishoudens voor dergelijk gemaksvoedsel werden gewonnen.
 
Het zou echter tot de jaren zeventig en tachtig duren voor ook de particuliere huishoudens voor dergelijk gemaksvoedsel werden gewonnen.

Huidige versie van 16 apr 2008 om 09:07