De overbrugging van het Hollands Diep en de Maas bij Rotterdam

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 4: Regel 4:
 
Begonnen werd met de bouw van een draaibrug voor de scheepvaart aan de Brabantse kant, met de dammen aan beide zijden; tot zover ging alles zonder bijzondere problemen. Het funderen van de pijlers in het water stuitte echter op meer moeilijkheden. Hoewel de meeste pijlers, zij het met moeite, op de gebruikelijke wijze konden worden opgebouwd op een fundering van heipalen en een houten roosterwerk, bleven er drie over waar de vaste zandlagen zo diep  _ een 22 meter beneden AP_  lagen, dat heien niet mogelijk was. Hier besloot men over te gaan op pneumatische fundering, een techniek die in die jaren vooral door Franse aannemers geperfectioneerd was.  
 
Begonnen werd met de bouw van een draaibrug voor de scheepvaart aan de Brabantse kant, met de dammen aan beide zijden; tot zover ging alles zonder bijzondere problemen. Het funderen van de pijlers in het water stuitte echter op meer moeilijkheden. Hoewel de meeste pijlers, zij het met moeite, op de gebruikelijke wijze konden worden opgebouwd op een fundering van heipalen en een houten roosterwerk, bleven er drie over waar de vaste zandlagen zo diep  _ een 22 meter beneden AP_  lagen, dat heien niet mogelijk was. Hier besloot men over te gaan op pneumatische fundering, een techniek die in die jaren vooral door Franse aannemers geperfectioneerd was.  
 
Men gebruikte daarbij ijzeren caissons, waarbinnen arbeiders, onder overdruk werkend, de grond verwijderden, zodat het caisson langzaam tot op de vaste zandlaag zakte, waarna de betonnen fundering gestort kon worden. Voor de te bereiken diepte van gemiddeld 22 meter was een overdruk van 3,5 atmosfeer nodig; mensen konden bij een dergelijke druk nog net werken, zij het met moeite. De Franse firma E.Gouin & Cie nam de bouw van de drie pneumatische pijlers aan, terwijl A.Volker uit Sliedrecht en D.Volker uit Dordrecht samen de tien gewone pijlers plus de landhoofden en dammen bouwden.  
 
Men gebruikte daarbij ijzeren caissons, waarbinnen arbeiders, onder overdruk werkend, de grond verwijderden, zodat het caisson langzaam tot op de vaste zandlaag zakte, waarna de betonnen fundering gestort kon worden. Voor de te bereiken diepte van gemiddeld 22 meter was een overdruk van 3,5 atmosfeer nodig; mensen konden bij een dergelijke druk nog net werken, zij het met moeite. De Franse firma E.Gouin & Cie nam de bouw van de drie pneumatische pijlers aan, terwijl A.Volker uit Sliedrecht en D.Volker uit Dordrecht samen de tien gewone pijlers plus de landhoofden en dammen bouwden.  
De metalen bovenbouw  _ 14 overspanningen van elk 104 meter_  werd geleverd en gemonteerd door de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen van Van Vlissingen & Dudok van Heel te Amsterdam. Het benodigde ijzer kwam uit Engeland en België en alles werd in de fabriek in Amsterdam pasklaar gemaakt en vervolgens naar Willemsdorp verscheept en daar gemonteerd. Omdat de bouw van de gebruikelijke tijdelijke steigers in het water hier niet mogelijk was, moest men hier naar andere methoden omzien. Van den Bergh c.s., waarschijnlijk op het idee gebracht door J.C.Ceuvel, bedrijfsleider van de Koninklijke Fabriek, lieten zich hier inspireren door de methode die Robert Stephenson bij zijn Britannia brug ook had toegepast, namelijk om de overspanningen op pontons in te varen.  
+
De metalen bovenbouw  _ 14 overspanningen van elk 104 meter_  werd geleverd en gemonteerd door de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen van Van Vlissingen & Dudok van Heel te Amsterdam. Het benodigde ijzer kwam uit Engeland en België en alles werd in de fabriek in Amsterdam pasklaar gemaakt en vervolgens naar Willemsdorp verscheept en daar gemonteerd. Omdat de bouw van de gebruikelijke tijdelijke steigers in het water hier niet mogelijk was, moest men hier naar andere methoden omzien. Van den Bergh c.s., waarschijnlijk op het idee gebracht door J.C.Ceuvel, bedrijfsleider van de Koninklijke Fabriek, lieten zich hier inspireren door de methode die Robert Stephenson bij zijn Britannia brug ook had toegepast, namelijk om de overspanningen op pontons in te varen. [[Afbeelding:TIN19II_blz158.jpg|thumb|right|450px|Spoorwegnet 1890]]
 
Elke overspanning van de Moerdijkbrug werd, gebruikmakend van de kracht van eb en vloed, op twee reusachtige pontons, heel toepasselijk _Hercules_ en _Samson_ genaamd, uit de bouwplaats op de oever uitgevaren en op de pijlers neergelaten. Hoewel de weersomstandigheden soms niet gunstig waren, lukte het toch alle overspanningen zonder ongelukken te stellen. Eind december 1868 had de Koninklijke Fabriek de opdracht gekregen, in oktober 1869 werd de eerste nagel geklonken, eind november 1871 werd de laatste overspanning ingevaren en 1 januari 1872 kon de langste brug van Europa worden geopend.   
 
Elke overspanning van de Moerdijkbrug werd, gebruikmakend van de kracht van eb en vloed, op twee reusachtige pontons, heel toepasselijk _Hercules_ en _Samson_ genaamd, uit de bouwplaats op de oever uitgevaren en op de pijlers neergelaten. Hoewel de weersomstandigheden soms niet gunstig waren, lukte het toch alle overspanningen zonder ongelukken te stellen. Eind december 1868 had de Koninklijke Fabriek de opdracht gekregen, in oktober 1869 werd de eerste nagel geklonken, eind november 1871 werd de laatste overspanning ingevaren en 1 januari 1872 kon de langste brug van Europa worden geopend.   
 
Totaal was ruim 7 miljoen kg ijzer en staal verwerkt; voor de huisvesting van alle arbeiders en hun gezinnen was een compleet dorp –Willemsdorp -  op de noordelijke oever verrezen, inclusief een ziekenhuis en een school voor de kinderen. Gouin had zijn etablissement op de zuidelijke over, zodat de verschillende nationaliteiten keurig gescheiden werden gehouden. De totale kosten waren niet gering: 2,5 miljoen gulden voor de onderbouw en nog eens 1,5 miljoen voor de bovenbouw. Ter vergelijking: de pijlers van de Culemborgse brug kostten maar 750.000 gulden, en de bruggen zelf, waar _maar_ 5,5 miljoen kg ijzer in verwerkt was, nog eens 1,8 miljoen.  
 
Totaal was ruim 7 miljoen kg ijzer en staal verwerkt; voor de huisvesting van alle arbeiders en hun gezinnen was een compleet dorp –Willemsdorp -  op de noordelijke oever verrezen, inclusief een ziekenhuis en een school voor de kinderen. Gouin had zijn etablissement op de zuidelijke over, zodat de verschillende nationaliteiten keurig gescheiden werden gehouden. De totale kosten waren niet gering: 2,5 miljoen gulden voor de onderbouw en nog eens 1,5 miljoen voor de bovenbouw. Ter vergelijking: de pijlers van de Culemborgse brug kostten maar 750.000 gulden, en de bruggen zelf, waar _maar_ 5,5 miljoen kg ijzer in verwerkt was, nog eens 1,8 miljoen.  

Versie op 1 aug 2007 16:03