De overslag van kolen en erts

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 6: Regel 6:
 
De gemeenteraad ging eind 1894 akkoord met de aanleg van kaden aan de Katendrechtse havens, uit te rusten met voorlopig zes elektrische kranen van maximaal 3 ton. Net als in het geval van de kolentip zouden de kranen voor een directe uitwisseling tussen zeeschip en treinwagon gaan zorgen. Zij konden drie langs de kade liggende sporen bestrijken, waardoor wagons te vervangen waren als men op het andere spoor laadde. Kortom, de kranen konden permanent doorwerken. Voorts kwamen er elektrische [[begrippenlijst#Kaapstander|kaapstanders]], waarmee de wagons [[begrippenlijst#Rangeren|gerangeerd]] konden worden, en een weegbrug.
 
De gemeenteraad ging eind 1894 akkoord met de aanleg van kaden aan de Katendrechtse havens, uit te rusten met voorlopig zes elektrische kranen van maximaal 3 ton. Net als in het geval van de kolentip zouden de kranen voor een directe uitwisseling tussen zeeschip en treinwagon gaan zorgen. Zij konden drie langs de kade liggende sporen bestrijken, waardoor wagons te vervangen waren als men op het andere spoor laadde. Kortom, de kranen konden permanent doorwerken. Voorts kwamen er elektrische [[begrippenlijst#Kaapstander|kaapstanders]], waarmee de wagons [[begrippenlijst#Rangeren|gerangeerd]] konden worden, en een weegbrug.
 
Wederom bleek de gemeente bereid het risico van een investering te dragen waarvan niet op voorhand vaststond dat zij rendabel zou zijn. Wel nam de Rotterdamse firma Wm. H. Müller & Co. de kranen vast in huur aan de ligplaatsen die zij aan de Katendrechtse haven van de gemeente verkreeg. Müller wist zich verzekerd van een bepaalde bezetting van de kranen: de firma bezat eigen mijnen, handelde in erts, liet het in eigen schepen aanvoeren en was ook agent van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.  
 
Wederom bleek de gemeente bereid het risico van een investering te dragen waarvan niet op voorhand vaststond dat zij rendabel zou zijn. Wel nam de Rotterdamse firma Wm. H. Müller & Co. de kranen vast in huur aan de ligplaatsen die zij aan de Katendrechtse haven van de gemeente verkreeg. Müller wist zich verzekerd van een bepaalde bezetting van de kranen: de firma bezat eigen mijnen, handelde in erts, liet het in eigen schepen aanvoeren en was ook agent van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.  
De arbeidsbesparing die de nieuwe kranen opleverden, was aanzienlijk: Müller dacht het werk nu met 9 in plaats van 12 bootwerkers per ploeg aan te kunnen.(21)Een staking was het gevolg, die overigens vrij snel verliep. Voor de firma Müller was dit aanleiding te breken met haar gewoonte om met losse arbeiders te werken: ze besloot 150 man vast in dienst te nemen. De firma Jos. de Poorter, die eveneens veel ertsboten behandelde, meende dat Müller hierdoor goedkoper uit was en verlaagde de lonen met 20%. Het gevolg was opnieuw een staking, die zich over de gehele haven uitbreidde en zelfs nog even voortduurde toen het gevaar van loonsverlaging bleek te zijn afgewend. Nadat de lossing van de wagons met de ertskranen in 1898 een piek bereikte van ruim 120.000 ton, zette een vrijwel onafgebroken neerwaartse lijn in. In 1905, toen het spoorvervoer van erts bijna geheel tot stilstand was gekomen, werden de kranen niet meer voor de ertsoverslag ingezet en gaf Müller haar ligplaatsen terug aan de gemeente.(22)
+
De arbeidsbesparing die de nieuwe kranen opleverden, was aanzienlijk: Müller dacht het werk nu met 9 in plaats van 12 bootwerkers per ploeg aan te kunnen.(21)Een staking was het gevolg, die overigens vrij snel verliep. Voor de firma Müller was dit aanleiding te breken met haar gewoonte om met losse arbeiders te werken: ze besloot 150 man vast in dienst te nemen. De firma Jos. de Poorter, die eveneens veel ertsboten behandelde, meende dat Müller hierdoor goedkoper uit was en verlaagde de lonen met 20%. Het gevolg was opnieuw een staking, die zich over de gehele haven uitbreidde en zelfs nog even voortduurde toen het gevaar van loonsverlaging bleek te zijn afgewend. Nadat de lossing van de wagons met de ertskranen in 1898 een piek bereikte van ruim 120.000 ton, zette een vrijwel onafgebroken neerwaartse lijn in. In 1905, toen het spoorvervoer van erts bijna geheel tot stilstand was gekomen, werden de kranen niet meer voor de ertsoverslag ingezet en gaf Müller haar ligplaatsen terug aan de gemeente.(22)[[afbeelding:05_J853_T_4_6.JPG|thumb|450px|left|De centrale techniek in de stukgoedoverslag was de aan de wal geplaatste elektrische draaikraan.]]

Versie op 8 aug 2007 11:37