De overslag van kolen en erts

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 4: Regel 4:
 
De directeur van de gemeentelijke handelsinrichtingen bracht in 1884 een bezoek aan Engeland en kwam enthousiast terug: het inladen van duizend ton kolen, waar kranen met bakken zeven dagen mee bezig waren, vergde met behulp van een kolentip slechts één dag. Het Engelse model van de kolentip moest echter wel worden aangepast aan de slappe Rotterdamse bodem en de afmetingen van de Duitse kolenwagons. Aldus werd in 1886 de eerste kolentip in Rotterdam in gebruik genomen aan de Binnenhaven (Feijenoord), in 1895 en 1900 gevolgd door een tweede en een derde exemplaar. De plannen voor een vierde kolentip werden na 1905 echter afgeblazen.
 
De directeur van de gemeentelijke handelsinrichtingen bracht in 1884 een bezoek aan Engeland en kwam enthousiast terug: het inladen van duizend ton kolen, waar kranen met bakken zeven dagen mee bezig waren, vergde met behulp van een kolentip slechts één dag. Het Engelse model van de kolentip moest echter wel worden aangepast aan de slappe Rotterdamse bodem en de afmetingen van de Duitse kolenwagons. Aldus werd in 1886 de eerste kolentip in Rotterdam in gebruik genomen aan de Binnenhaven (Feijenoord), in 1895 en 1900 gevolgd door een tweede en een derde exemplaar. De plannen voor een vierde kolentip werden na 1905 echter afgeblazen.
  
De aanvoer van kolen over de Rijn groeide snel ten koste van die over het [[Spoorwegplannen in Nederland|'''spoor''']], mede door hierna te bespreken [[begrippenlijst#Innovatie|innovaties]] in de overslag van het binnenvaartschip op het zeeschip.  
+
De aanvoer van kolen over de Rijn groeide snel ten koste van die [[Spoorwegplannen in Nederland|'''over het spoor''']], mede door hierna te bespreken [[begrippenlijst#Innovatie|innovaties]] in de overslag van het binnenvaartschip op het zeeschip.  
 
Een eerste mechanisering van de ertsoverslag ontstond ook op initiatief van de gemeente. In 1893 ontving de Kamer van Koophandel klachten over een gebrek aan ligplaatsen voor ertsboten om direct in wagons te lossen (20). De gemeente weet het capaciteitsgebrek voornamelijk aan een tijdelijk probleem, de ongewoon lage waterstanden van de Rijn, die de verladers naar het spoor hadden doen uitwijken. Niettemin wenste zij het voor Rotterdams positie als massagoedhaven [[begrippenlijst#Cruciaal|cruciale]] systeem waarin de wagons die kolen uit Duitsland aanbrachten werden gebruikt om erts in de omgekeerde richting te vervoeren, niet in gevaar te brengen. De directeuren van Gemeentewerken en Handelsinrichtingen togen daarop - ook ten behoeve van de bouw van een tweede kolentip - weer op onderzoek naar Engeland. Zij stelden vast dat het lossen van erts in spoorwagons in Engeland tot twee keer zo snel ging als in Rotterdam, waar de operatie erg omslachtig verliep. Het erts werd hier namelijk met scheepslieren uit het ruim gehaald, vervolgens op het dek gewogen en dan door kadekranen in wagons geplaatst. Dat was nodig om twee redenen. Ten eerste waren de Rotterdamse kranen met hun hefvermogen van 1,5 ton niet sterk genoeg om de bakken over het erts in het scheepsruim voort te slepen, zoals nodig was om de bakken zonder al te veel handarbeid te vullen. Ten tweede beschikte Rotterdam niet over weegbruggen om de geladen wagons te wegen, zodat elke bak afzonderlijk op het dek moest worden gewogen.
 
Een eerste mechanisering van de ertsoverslag ontstond ook op initiatief van de gemeente. In 1893 ontving de Kamer van Koophandel klachten over een gebrek aan ligplaatsen voor ertsboten om direct in wagons te lossen (20). De gemeente weet het capaciteitsgebrek voornamelijk aan een tijdelijk probleem, de ongewoon lage waterstanden van de Rijn, die de verladers naar het spoor hadden doen uitwijken. Niettemin wenste zij het voor Rotterdams positie als massagoedhaven [[begrippenlijst#Cruciaal|cruciale]] systeem waarin de wagons die kolen uit Duitsland aanbrachten werden gebruikt om erts in de omgekeerde richting te vervoeren, niet in gevaar te brengen. De directeuren van Gemeentewerken en Handelsinrichtingen togen daarop - ook ten behoeve van de bouw van een tweede kolentip - weer op onderzoek naar Engeland. Zij stelden vast dat het lossen van erts in spoorwagons in Engeland tot twee keer zo snel ging als in Rotterdam, waar de operatie erg omslachtig verliep. Het erts werd hier namelijk met scheepslieren uit het ruim gehaald, vervolgens op het dek gewogen en dan door kadekranen in wagons geplaatst. Dat was nodig om twee redenen. Ten eerste waren de Rotterdamse kranen met hun hefvermogen van 1,5 ton niet sterk genoeg om de bakken over het erts in het scheepsruim voort te slepen, zoals nodig was om de bakken zonder al te veel handarbeid te vullen. Ten tweede beschikte Rotterdam niet over weegbruggen om de geladen wagons te wegen, zodat elke bak afzonderlijk op het dek moest worden gewogen.
 
De gemeenteraad ging eind 1894 akkoord met de aanleg van kaden aan de Katendrechtse havens, uit te rusten met voorlopig zes elektrische kranen van maximaal 3 ton. Net als in het geval van de kolentip zouden de kranen voor een directe uitwisseling tussen zeeschip en treinwagon gaan zorgen. Zij konden drie langs de kade liggende sporen bestrijken, waardoor wagons te vervangen waren als men op het andere spoor laadde. Kortom, de kranen konden permanent doorwerken. Voorts kwamen er elektrische [[begrippenlijst#Kaapstander|kaapstanders]], waarmee de wagons [[begrippenlijst#Rangeren|gerangeerd]] konden worden, en een weegbrug.
 
De gemeenteraad ging eind 1894 akkoord met de aanleg van kaden aan de Katendrechtse havens, uit te rusten met voorlopig zes elektrische kranen van maximaal 3 ton. Net als in het geval van de kolentip zouden de kranen voor een directe uitwisseling tussen zeeschip en treinwagon gaan zorgen. Zij konden drie langs de kade liggende sporen bestrijken, waardoor wagons te vervangen waren als men op het andere spoor laadde. Kortom, de kranen konden permanent doorwerken. Voorts kwamen er elektrische [[begrippenlijst#Kaapstander|kaapstanders]], waarmee de wagons [[begrippenlijst#Rangeren|gerangeerd]] konden worden, en een weegbrug.
 
Wederom bleek de gemeente bereid het risico van een investering te dragen waarvan niet op voorhand vaststond dat zij rendabel zou zijn. Wel nam de Rotterdamse firma Wm. H. Müller & Co. de kranen vast in huur aan de ligplaatsen die zij aan de Katendrechtse haven van de gemeente verkreeg. Müller wist zich verzekerd van een bepaalde bezetting van de kranen: de firma bezat eigen mijnen, handelde in erts, liet het in eigen schepen aanvoeren en was ook agent van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.[[afbeelding:05_J853_T_4_6.JPG|thumb|450px|left|De centrale techniek in de stukgoedoverslag was de aan de wal geplaatste elektrische draaikraan.]]
 
Wederom bleek de gemeente bereid het risico van een investering te dragen waarvan niet op voorhand vaststond dat zij rendabel zou zijn. Wel nam de Rotterdamse firma Wm. H. Müller & Co. de kranen vast in huur aan de ligplaatsen die zij aan de Katendrechtse haven van de gemeente verkreeg. Müller wist zich verzekerd van een bepaalde bezetting van de kranen: de firma bezat eigen mijnen, handelde in erts, liet het in eigen schepen aanvoeren en was ook agent van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.[[afbeelding:05_J853_T_4_6.JPG|thumb|450px|left|De centrale techniek in de stukgoedoverslag was de aan de wal geplaatste elektrische draaikraan.]]
 
De arbeidsbesparing die de nieuwe kranen opleverden, was aanzienlijk: Müller dacht het werk nu met 9 in plaats van 12 bootwerkers per ploeg aan te kunnen (21). Een staking was het gevolg, die overigens vrij snel verliep. Voor de firma Müller was dit aanleiding te breken met haar gewoonte om met losse arbeiders te werken: ze besloot 150 man vast in dienst te nemen. De firma Jos. de Poorter, die eveneens veel ertsboten behandelde, meende dat Müller hierdoor goedkoper uit was en verlaagde de lonen met 20%. Het gevolg was opnieuw een staking, die zich over de gehele haven uitbreidde en zelfs nog even voortduurde toen het gevaar van loonsverlaging bleek te zijn afgewend. Nadat de lossing van de wagons met de ertskranen in 1898 een piek bereikte van ruim 120.000 ton, zette een vrijwel onafgebroken neerwaartse lijn in. In 1905, toen het spoorvervoer van erts bijna geheel tot stilstand was gekomen, werden de kranen niet meer voor de ertsoverslag ingezet en gaf Müller haar ligplaatsen terug aan de gemeente (22).
 
De arbeidsbesparing die de nieuwe kranen opleverden, was aanzienlijk: Müller dacht het werk nu met 9 in plaats van 12 bootwerkers per ploeg aan te kunnen (21). Een staking was het gevolg, die overigens vrij snel verliep. Voor de firma Müller was dit aanleiding te breken met haar gewoonte om met losse arbeiders te werken: ze besloot 150 man vast in dienst te nemen. De firma Jos. de Poorter, die eveneens veel ertsboten behandelde, meende dat Müller hierdoor goedkoper uit was en verlaagde de lonen met 20%. Het gevolg was opnieuw een staking, die zich over de gehele haven uitbreidde en zelfs nog even voortduurde toen het gevaar van loonsverlaging bleek te zijn afgewend. Nadat de lossing van de wagons met de ertskranen in 1898 een piek bereikte van ruim 120.000 ton, zette een vrijwel onafgebroken neerwaartse lijn in. In 1905, toen het spoorvervoer van erts bijna geheel tot stilstand was gekomen, werden de kranen niet meer voor de ertsoverslag ingezet en gaf Müller haar ligplaatsen terug aan de gemeente (22).

Versie op 13 aug 2007 13:36